Buiten tunnels wordt bij lichte constructies (portalen, voetgangersbruggen en dergelijke) standaard een vrije doorrijhoogte van 5,00 m aangehouden. Het realiseren van een vrije doorrijhoogte van 5,00 m in tunnels brengt echter in geval van zware constructies zoals tunnels onevenredig hoge investeringskosten met zich mee, zodat meer in detail moet worden bekeken welke hoogte daadwerkelijk nodig is.
Ten aanzien van de hoogte van het profiel van vrije ruimte komen achtereenvolgens aan de orde:
- nieuwbouw of renovatie;
- hoogte ontwerpvoertuig;
- veiligheidsmarge;
- verticale beweging tijdens het rijden;
- spoorvorming;
- overlagen;
- wijze van bepalen vrije hoogte;
- hoogtedetectie;
- sprongen in het profiel.
Nieuwbouw of renovatie
De hoogte van het profiel van vrije ruimte in tunnels gebouwd na 1967 en voor nieuw te ontwerpen tunnels is 4,50 m. Dit is tevens de minimumeis volgens de LTS (Landelijke Tunnelstandaard) [90].
De hoogte van het profiel van vrije ruimte in oudere tunnels is 4,20 m. De hoogte is opgebouwd uit:
- hoogte ontwerpvoertuig;
- verticale bewegingen tijdens het rijden;
- veiligheidsmarge.
Hoogte ontwerpvoertuig
Een ‘ontwerp’ vrachtauto heeft een hoogte van 4,00 m. Een ‘ontwerp’ personenauto heeft een hoogte van 2,06 m. Uiteraard speelt dat in dit geval geen rol.
Veiligheidsmarge
Voor de veiligheidsmarge wordt 0,30 m aangehouden. Deze marge is onafhankelijk van de ontwerpsnelheid.
Verticale beweging tijdens het rijden
Voor de verticale beweging tijden het rijden wordt 0,20 m aangehouden.
Spoorvorming
In tunnels wordt in verband met de harde ondergrond in principe geen rekening gehouden met spoorvorming.
Overlagen
In verband met toekomstig overlagen kan de vrije doorrijhoogte met 0,10 m worden vermeerderd, alhoewel overlagen in het geval van ZOAB niet mogelijk is. In het algemeen wordt dit bij tunnels echter niet in rekening gebracht, zodat altijd zal moeten worden gefreesd. De minimale dikte van een nieuwe asfaltlaag bedraagt circa 70 mm.
Wijze van bepaling van de vrije hoogte
De vrije hoogte moet zowel in de langs- als in de dwarsrichting loodrecht op de verharding worden gemeten, dus roteert mee met de verkanting. Vanuit het wegontwerp wordt in langsrichting de hoogte vaak verticaal aangehouden.
Hoogtedetectie
Bij niet-bewaakte tunnels is geen hoogtedetectie aanwezig en wordt het risico van schade geaccepteerd. Het criterium voor het al dan niet toepassen van een hoogtedetectie moet in overleg met de (toekomstige) beheerder worden opgesteld, doch een gebruikelijke grenshoogte hiervoor is 4,70m. Conform de LTS [90] geldt een minimum hoogte van 4,70 m, indien geen hoogtedetectie wordt toegepast.
Sprongen in het profiel
Per geval zal moeten worden bepaald in hoeverre rekening moet worden gehouden met onderdelen van de tunneluitrusting die van invloed zijn op het profiel van vrije ruimte (inclusief de daarin noodzakelijke sprongen). De plaats van de sprongen moet in samenhang met de ontwerpsnelheid genuanceerd bekeken worden.