Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

In de ROK [27] paragraaf 13.15 is vermeld dat bij toepassing van een foliekuip, ter voorkoming van aantasting van de folie door schadelijke stoffen bij calamiteiten, in de toeritten nabij maaiveldniveau een bescherming dient te worden aangebracht onder het wegdek, tot 1 m in het talud. Deze afdichting moet zodanig worden ontworpen dat bij eventuele calamiteiten schadelijke stoffen opgevangen worden en daardoor de folieconstructie niet kunnen aantasten. Bij een calamiteit dient conform de CUR-richtlijn 221 [9] direct nagegaan te worden of folieonvriendelijke stoffen zijn vrijgekomen en in welke richting de stoffen afstromen. Indien het een folieonvriendelijke stof betreft dan dient deze zo snel mogelijk geïsoleerd te worden door de dichtstbijzijnde stroomafwaartse inspectieputten van het drainagesysteem leeg te zuigen. Dit voorkomt dat de stof zich over het gehele vak verspreidt. Tevens kan er vervolgens worden gekozen om, indien van toepassing, het grondwater binnen de folieconstructie te gaan verversen.

Folieconstructies en geokunststoffen zijn niet bestand tegen directe hitte als gevolg van brand. In het ontwerp dient rekening gehouden te worden met beperking van de brandinvloed op de folie en geokunststoffen.

Een hittewerende maatregel voor folies / geokunststoffen is het aanbrengen van voldoende gronddekking. De in de grond ingebouwde folie ligt over het algemeen vrij goed beschermd tegen hoge temperaturen, zelfs tegen hitte bij brand aan het maaiveld. Voor de bepaling van de gronddekking is de vuurbalans van belang, waaruit volgt hoe lang de constructie als geheel de hitte kan weerstaan voordat het bezwijken van de folie optreedt.