Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

De sterkte van het staal is afhankelijk van de temperatuur. Omdat een toename van de temperatuur ten gevolge van brand ervoor zorgt dat de sterkte van staal afneemt kan er sprake zijn van bezwijken. Ook kan plaatselijk optredende temperatuursverandering leiden tot zodanige spanningen en vervormingen dat de damwand, als definitieve constructie, gaat doorbuigen.

Branduitbreiding heeft geen gevolgen voor de constructie wanneer de temperatuur niet hoger wordt dan bijvoorbeeld 250 °C (mogelijk specifieke eis opdrachtgever).

Bij de toepassing van blijvende stalen damwanden moet conform ROK 1.2 aangetoond worden dat na het optreden van de brand, volgens de voorgeschreven brandkromme, de constructie als geheel repareerbaar is. Voor stalen damwanden wordt aan deze eis geacht te zijn voldaan als is aangetoond, rekenkundig of met behulp van proeven, dat de temperatuur in de damwand lager dan 250 ºC blijft. Indien aangetoond wordt dat de blijvende extra vervormingen als gevolg van temperatuurverhogingen geen nadelige invloed hebben op het esthetisch aanzicht (onder andere vlakheid), de bruikbaarheid en de veiligheid van de constructie en de omgeving na de brand, dan is een maximale temperatuur van 400 ºC toelaatbaar.

De invloed van een temperatuursverhoging op damwanden, stempels of onderdelen daarvan, kan volgens CUR 166 [7] deel 2 paragraaf 3.2.11 worden bepaald. Een stijging van de temperatuur leidt tot een verlenging. Door brand in de directe omgeving van een damwand of stempel zal de constructie vervormen. Rekening dient worden gehouden met actief dan wel passief worden van de grond, afhankelijk van de al dan niet verankerde / gestempelde / vrijstaande damwand.

Over het algemeen wordt hiermee geen rekening mee gehouden bij de beoordeling van de uiterste grenstoestand, omdat er daarbij van wordt uitgegaan dat in de damwand zich één of meerdere plastische scharnieren hebben gevormd.
Indien er ankers worden toegepast dan bieden deze weerstand tegen vervormingen van de damwand in de richting van de passieve zone. Hierdoor kan de kracht in het anker toenemen. De ankers kunnen mogelijk niet in staat zijn deze temperatuurvervorming te verhinderen. Grote vervormingen kunnen het gevolg zijn.

Volgens het TNO rapport “Oriënterend onderzoek naar het koelend effect van grondwater op stalen damwanden” kan bij de aanwezigheid van zand en/of klei niet van een koelende werking van grondwater achter de damwand worden uitgegaan. De gevormde waterdamp kan niet vrij naar het oppervlak ontsnappen en vormt daardoor een isolerende laag.

Volgens NEN-EN 1992 [31] figuur 5.1 dienen voor voorspanstaal (staven, draden en strengen) lagere waarden te worden aangehouden. In ROK [27] 1.2 volgt in paragraaf 6.2 voor aanwezige voorspanning (ankers en ankerkoppen) voor koud vervormd (cw) voorspanstaal een eis van 150 °C en voor gehard en ontlaten (q&t) voorspanstaal een eis van 75 °C. Boven de gestelde temperaturen neemt de elasticiteitsmodulus van staal zover af dat het de voorspanfunctie verliest.