Bij spoortunnels is de aarding en het elektrisch doorverbinden van verschillende tunnelmoten nodig om stap- en aanrakingsspanningen aanvaarbaar laag te houden en om zwerfstroomproblematiek te beheersen. Hiervoor wordt verwezen naar de regelgeving van ProRail, namelijk OVS00053-9 [21] en 5.10 van OVS00201 [24]. Voorbeelden zijn gegeven op de bijlagen 1 en 2.



