Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Uitvoeringsprincipes

Artikel nr. 46

De verschillende uitvoeringsprincipes die in dit handboek aan de orde komen zijn als volgt in te delen:

  • Afgezonken Tunnels, gebouwd in (zie Afgezonken tunnel):

    • een separaat bouwdok;
    • de toerit;
    • een scheepsdok;
    • een fabriek.
  • Polderconstructie: Dit is een constructie met een in de grond aangebrachte kuip- of bakvormige waterdichte laag, waardoor het mogelijk is om binnen de bak of kuip het grondwaterpeil en het maaiveld permanent te verlagen. Eventueel worden natuurlijke in de bodem aanwezige waterdichte lagen, bijvoorbeeld potklei, als afsluitende laag gebruikt en in de constructie opgenomen. Varianten van polderconstructies zijn:

figuur 46.1 t/m figuur 46.5 geven een schematisch overzicht van de uitvoeringsvarianten.

Voor de te kiezen wijze van uitvoeren zijn de grondgesteldheid en geohydrologische omstandigheden ter plaatse, in relatie tot de diepteligging van de tunnel van groot belang. Bij het ontwerp van een tunnel is het zeer belangrijk om deze variaties in kaart te brengen en ook gebruik te maken van de omstandigheden ter plaatse. Zo kan het gebruik van een natuurlijke waterdichte laag, of het bemalen een onderwaterbetonvloer besparen en kan het variëren in hoogteligging de kosten van de funderingsconstructie significant reduceren. Uiteraard zijn op de keuze voor wijze van uitvoeren ook diverse andere zaken in relatie tot de omgeving van groot belang, zoals de beschikbare ruimte, gevoeligheid voor trillingen of grondwaterstandsverlagingen etc..

Figuur 46.1 - Bouwkuip met onderwaterbeton (OWB)

CSM = Cutter Soil Mix
MIP = Mixed In Place

Figuur 46.2 - Bouwkuip met een natuurlijke waterremmende laag

Figuur 46.3 - Bouwkuip met een kunstmatig aangebrachte waterremmende laag

Figuur 46.4 - Polderconstructie met bouwkuip en folie

Figuur 46.5 - Polderconstructie met taluds en folie (schematische weergave)

Figuur 46.6 - Polderconstructie met cement-betonietwand (cb-wand)

Klik op een van de onderliggende artikelen: