Functie
Het brand- en/of hittevrij houden van het middentunnelkanaal bij brand in één der tunnelbuizen. Bescherming bieden van de brandblusleiding bij brand.
Toepassingen
In de wanden van het middentunnelkanaal van verkeerstunnels achter de hulpposten en vóór de brandblusleiding in het gesloten gedeelte, overgangsgedeelten en toeritten.
Detailontwerp
Ter plaatse van het gesloten gedeelte worden de hulppost en de nis aan de middentunnelkanaalzijde afgedicht met hittewerende bekleding. De hittewerende bekleding dient voor 2 uur branddoorslag te voorkomen. Terplaatse van de toeritten wordt de sparing van de hulppost niet helemaal doorgezet. Er is dus aan de achterzijde geen afdichting nodig. In verband met de vereiste dekking in relatie tot de levensduur en de eisen ten aanzien van brandwerendheid zal de wanddikte minimaal 600mm moeten zijn. In de landtunnel (lagere eisen) A2 tunnel te Maastricht zijn de wanden 500 mm. De plaats van de nis onder de hulppost t.b.v. de brandblusleiding is afhankelijk van de plaats van de brandblusleiding in de kabelgoot (zie doorsneden B en B’).
Motivering
De nis ten behoeve van de brandblusleiding in de toeritten is wat groter dan die in het gesloten gedeelte, omdat de compensator die tussen de brandblusleiding en de haspel zit niet in de kabelgoot past en dus gedeeltelijk in de nis wordt geplaatst.
Conservering
Bevestigingsmiddelen dienen uitgevoerd te worden in RVS kwaliteit A4.
Opgemerkt wordt dat in de figuur een nis is getekend naast de hulppost. De positie en afmeting van deze nis is in werkelijkheid afhankelijk van de plaats van de brandblusleiding in de kabelgoot. Tegenwoordig wordt bij veel landtunnels de centrale blusleiding in een bovenhoek van het vluchtkanaal geplaatst. Bij de meeste zinktunnels is dat onder de vloer van het vluchtkanaal.
