Aan de binnenzijde van de voeg wordt een voegprofiel aangebracht ter plaatse van de vloer als aangegeven in figuur 246.1 , onderdeel C. Dit geldt overigens ook voor de wanden van alle kokers en ter plaatse van het dak daar waar geen hittewerende bekleding wordt toegepast. De functie van dit profiel is te voorkomen dat er vuil in de voeg komt. Ook dient het te voorkomen dat gevaarlijke stoffen in de voeg terecht kunnen komen en de enige waterdichting van de constructie, de rubbermetalen voegstrook, wordt aangetast. Het voegprofiel zelf mag bij een calamiteit worden aangetast waarna het vervangen dient te worden. Door het omzetten van het voegprofiel van de vloer naar de wanden ontstaat een waterdichte afsluiting. Het is niet toegestaan om het voegprofiel in de hoeken in te knippen. Bij tunnels waarbij ballastbeton is aangebracht wordt het voegprofiel in de voeg van het ballastbeton aangebracht. Bij de A2 tunnel te Maastricht is een Schrumpf FA profiel met 1 dam toegepast als calamiteitenprofiel ter bescherming van het rubbermetalen voegprofiel.
Voor een nadere omschrijving van de afwerking van de voeg wordt verwezen naar Voegafdichting onder asfalt en Voegafdichting onder spoor in ballast.
Ondanks de flexibiliteit van het voegprofiel wordt deze gecomprimeerd en aan weerskanten verlijmd in de sponning aangebracht. Eventueel lekwater wordt afgevoerd via een goot (verdiepte sponning ter plaatse van een dilatatievoeg van de vloer in het constructiebeton), onder het voegprofiel. Door vanuit de goot een gat Ø 40 mm naar de riolering te boren kan het water via de riolering worden afgevoerd.
Het lekwater wordt naar het diepste punt van de tunnel afgevoerd via de riolering. Omdat de riolering in het middentunnelkanaal ontbreekt is het raadzaam daar een langsgoot te introduceren. Hiermee wordt voorkomen dat lekwater uit een hoger gelegen voeg vrijelijk over de vloer van het middenkanaal stroomt en in een lagergelegen voeg zou stromen. De onderzijde van de langsgoot moet gelijk zijn aan de bovenzijde van het voegprofiel.
Bij de 2e Beneluxtunnel was dit niet mogelijk omdat ter plaatse van de middenkoker de constructiehoogte van de vloer 300 mm meer was dan het overige gedeelte van de vloer. Daar is dan ook een sparing gemaakt van 300 mm diep. Door een regelmatige schouwing is het wel mogelijk om de lekkende voeg te ontdekken en zo nodig te herstellen.
In het verleden werd de goot in de toerit en de tunnelelementen afgedekt door een verzinkte stalen plaat. Deze plaat ligt op de vloer en sluit, vanwege de ruwe vloeroppervlak, niet vlak aan waardoor vuil alsnog in de goot terecht kan komen. Afgezien dat de verzinkte platen duur en moeilijk aan te brengen zijn, vormden zij in de bouwfase een obstakel en werden zij door het zware bouwverkeer vaak beschadigd.