Bij spoortunnels is de aarding en het elektrisch doorverbinden van verschillende tunnelmoten nodig om stap- en aanrakingsspanningen aanvaarbaar laag te houden en om zwerfstroomproblematiek te beheersen. Hiervoor wordt verwezen naar de regelgeving van ProRail, namelijk OVS00053-9 [21] en 5.10 van OVS00201 [24]. Voorbeelden zijn gegeven op de bijlagen 1 en 2.
Figuur 288.1 - Doorsnede aardstaaf dwarsframe Ø 12 mm
Figuur 288.2 - Aanzicht middenwandkanaal
Figuur 288.3 - Bovenaanzicht middemtunnelkanaal (C = aardplaat)
Figuur 288.4 - Detail aardplaat (anker is niet getekend)



