Bij toepassing DAB

Artikel nr. 387

Doel

Het naar één of meer verzamelpunten afvoeren van hemel- en wandenwaswater en het afvoeren van eventueel vrijgekomen gevaarlijke stoffen van de weg zodat het verdampingsoppervlak geminimaliseerd wordt en het explosiegevaar beperkt wordt.

Toepassingen

In het gesloten gedeelte en in het gedeelte van de overgangsgedeelten waar DAB wordt toegepast.

Detailontwerp

Op de rioleringsbuis wordt een bekisting aangebracht t.b.v. de sparing van het inlaatrooster. Na het storten van het beton wordt het inlaatrooster geplaatst en aangestort met krimparme cementgebonden mortel. De barrier wordt ter plaatse van de inlaatroosters voorzien van een sparing. Het inlaatrooster wordt in dwarsrichting ten minste 100 mm onder de barrier geplaatst. De bovenkant van het inlaatrooster wordt 20 mm onder bovenkant asfalt gesteld. De roosters zijn van het type TBS STR 890 (belastingklasse volgens EN124 en BRL 9203) gekneveld; zwaar verkeer. Om te voorkomen dat water onder de barriers komt moeten de kopse kanten onder de barriers worden dichtgezet met bijvoorbeeld thormaseal.

De afstand tussen de inlaatroosters bedraagt maximaal 20 m en op opgaande hellingen maximaal 10 m. Bij de positionering van de buis rekening houden met krachtswerking in de constructie. De hoogte van de betondrukzone dient gecontroleerd te worden. Zo nodig de buis dieper leggen. Bij ballastbeton moet er minimaal 60 mm beton onder de buis aanwezig zijn om de mortel voldoende onder te buis te laten stromen.

Als kantstreep dient een ribbelstreep te worden toegepast. Dit is akoestisch effectief en laat veel vloeistof door. Dit, om de waterfilm op het wegdek niet te blokkeren en naar de inlaatroosters te leiden.

Figuur 387.1 - Inlaatput 2e Coentunnel met ribbelstreep 50-50 mm

Figuur 387.2 - Bovenaanzicht inlaatputten (bij toepassing DAB)

Figuur 387.3 - Zijaanzicht en doorsnede inlaatputten (bij toepassing DAB)

Motivering

Bij praktijkproeven (Eindrapportage afvoercapaciteit riolering, Onderzoek in de Calandtunnel [120]) is gebleken dat uitsparingen onder in de barriers en het gedeeltelijk onder de barriers plaatsen van de inlaatroosters positief werken op de afvoer van water en dus het plasoppervlak beperken. Om het water bij de de inlaatput nog beter in te laten stromen is bij de Gaasperdammertunnel de zijkant van de sparing onder de barrier aan de instroomzijde afgeschuind.

Voor het toepassen van een scharnierend deksel is vanwege de gedeeltelijke plaatsing onder de barrier geen ruimte, daarom wordt een gekneveld inlaatrooster toegepast. De sparing in de barrier moet voldoende hoog zijn om de achterste knevel los te kunnen draaien. Berekening van de afvoer volgens de landelijke tunnelstandaard.

Conservering

Alkydhars Primer met zinkfosfaat

Aspecten ten aanzien van de RAMS-score

Tabel Aandachtspunten RAMS-criteria Inlaatputten (bij toepassing DAB).

Variant

Inlaatputten onder barrier

R

Reliability
(Betrouwbaarheid)

Goed, geen aanvullende maatregelen benodigd.

A

Availability
(Beschikbaarheid)

Goed, mits schoongehouden.

M

Maintainability
(Onderhoudbaarheid)

Goed, de inlaatrooster kunnen goed bereikt worden.

S

Safety
(Veiligheid)

Goed, geen bijzonderheden.

Bij toepassing DAB

Artikel nr. 387

Doel

Het naar één of meer verzamelpunten afvoeren van hemel- en wandenwaswater en het afvoeren van eventueel vrijgekomen gevaarlijke stoffen van de weg zodat het verdampingsoppervlak geminimaliseerd wordt en het explosiegevaar beperkt wordt.

Toepassingen

In het gesloten gedeelte en in het gedeelte van de overgangsgedeelten waar DAB wordt toegepast.

Detailontwerp

Op de rioleringsbuis wordt een bekisting aangebracht t.b.v. de sparing van het inlaatrooster. Na het storten van het beton wordt het inlaatrooster geplaatst en aangestort met krimparme cementgebonden mortel. De barrier wordt ter plaatse van de inlaatroosters voorzien van een sparing. Het inlaatrooster wordt in dwarsrichting ten minste 100 mm onder de barrier geplaatst. De bovenkant van het inlaatrooster wordt 20 mm onder bovenkant asfalt gesteld. De roosters zijn van het type TBS STR 890 (belastingklasse volgens EN124 en BRL 9203) gekneveld; zwaar verkeer. Om te voorkomen dat water onder de barriers komt moeten de kopse kanten onder de barriers worden dichtgezet met bijvoorbeeld thormaseal.

De afstand tussen de inlaatroosters bedraagt maximaal 20 m en op opgaande hellingen maximaal 10 m. Bij de positionering van de buis rekening houden met krachtswerking in de constructie. De hoogte van de betondrukzone dient gecontroleerd te worden. Zo nodig de buis dieper leggen. Bij ballastbeton moet er minimaal 60 mm beton onder de buis aanwezig zijn om de mortel voldoende onder te buis te laten stromen.

Als kantstreep dient een ribbelstreep te worden toegepast. Dit is akoestisch effectief en laat veel vloeistof door. Dit, om de waterfilm op het wegdek niet te blokkeren en naar de inlaatroosters te leiden.

Figuur 387.1 - Inlaatput 2e Coentunnel met ribbelstreep 50-50 mm

Figuur 387.2 - Bovenaanzicht inlaatputten (bij toepassing DAB)

Figuur 387.3 - Zijaanzicht en doorsnede inlaatputten (bij toepassing DAB)

Motivering

Bij praktijkproeven (Eindrapportage afvoercapaciteit riolering, Onderzoek in de Calandtunnel [120]) is gebleken dat uitsparingen onder in de barriers en het gedeeltelijk onder de barriers plaatsen van de inlaatroosters positief werken op de afvoer van water en dus het plasoppervlak beperken. Om het water bij de de inlaatput nog beter in te laten stromen is bij de Gaasperdammertunnel de zijkant van de sparing onder de barrier aan de instroomzijde afgeschuind.

Voor het toepassen van een scharnierend deksel is vanwege de gedeeltelijke plaatsing onder de barrier geen ruimte, daarom wordt een gekneveld inlaatrooster toegepast. De sparing in de barrier moet voldoende hoog zijn om de achterste knevel los te kunnen draaien. Berekening van de afvoer volgens de landelijke tunnelstandaard.

Conservering

Alkydhars Primer met zinkfosfaat

Aspecten ten aanzien van de RAMS-score

Tabel Aandachtspunten RAMS-criteria Inlaatputten (bij toepassing DAB).

Variant

Inlaatputten onder barrier

R

Reliability
(Betrouwbaarheid)

Goed, geen aanvullende maatregelen benodigd.

A

Availability
(Beschikbaarheid)

Goed, mits schoongehouden.

M

Maintainability
(Onderhoudbaarheid)

Goed, de inlaatrooster kunnen goed bereikt worden.

S

Safety
(Veiligheid)

Goed, geen bijzonderheden.