Met betrekking tot de werking van het systeem verdienen de volgende risico’s bijzondere aandacht:
-
Uitvallen bemaling. Er is doorgaans een volautomatisch werkende reservestroomvoorziening. Bij stroomuitval schakelt het noodaggregaat vanzelf in. Zie ook de beschrijving van de vlottergestuurde pompen en het alarmsysteem in artikel Monitoring.
-
Pompdebiet kan vele malen groter zijn bij regenval. Hiervoor moet voldoende pompcapaciteit of berging zijn voorzien.
Met betrekking tot het effect van bemalingen moet worden gelet op:
-
Verzakkingen t.g.v. verlagen waterspanning. Een spoorlijn is een voorbeeld van een zettingsgevoelig object. Er dient gemonitord te worden of de waterstandsverlaging conform berekening is en of de zetting minder is dan de opgelegde eisen.
-
Grondwaterstanden in de omgeving zakken meer dan voorzien. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld houten funderingspalen gaan rotten of gewassen uitdrogen. Dit kan bijvoorbeeld verholpen worden middels retourbemaling.
-
Onttrekken van brak grondwater, verzilting van oppervlaktewater door lozing.
-
Ongewenste grondwaterstromingen i.v.m. verontreinigde grond.
-
Bij gevaar op vloeien van eventueel aanwezige taluds dient de waterstand geleidelijk c.q. in stappen te worden verlaagd.
-
Lozingsvergunning en onttrekkingsvergunning zijn nodig indien bepaalde hoeveelheden water en termijn worden overschreden.
-
Door een verlaging van de grondwaterstand kan de vochtvoorziening voor begroeiing nadelig worden beïnvloed. Dit kan vooral tijdens het groeiseizoen (begin april – eind september) schadelijke gevolgen hebben voor landbouw, natuur en stadsgroen binnen het invloedsgebied van de onttrekkingen.
-
Ter bewaking van de kwaliteit van het op het oppervlaktewater te lozen grondwater stelt het waterschap eisen aan de kwaliteit van het te retourneren grondwater.