De uitbuiging van een combiwand of damwand tijdens ontgraving kan worden gemonitord door t.p.v. de ankers of stempels hellingmeetbuizen op verschillende dieptes op de buispalen of damwandplanken aan te brengen. In deze meetbuizen wordt meetapparatuur ingelaten om de helling van de wand als functie van de diepte in verschillende fasen af te lezen. Een dergelijke meting wordt in het algemeen op verschillende tijdstippen, telkens na het bereiken van een bepaalde bouwfase uitgevoerd. Ook kunnen continu registrerende inclinometers worden gemonteerd. Horizontale en verticale vervormingen van het maaiveld en de kop van de damwand kunnen worden gemeten door zakbaken te installeren in raaien met meetpunten op verschillende afstanden van de wand.
Vervormingen en verplaatsingen van constructies kunnen worden ingemeten middels een deformatiemeting, bijvoorbeeld met een tachymeter. Dit apparaat, ook wel total station genoemd, meet afstanden en hoeken in verschillende richtingen. Het nadeel hiervan is dat de meting bij mist en dauw niet mogelijk is. Een goed alternatief is een GPS meting. Na bewerking van de GPS meetgegevens is een nauwkeurigheid van 1 mm haalbaar.