Realiseren van de diepwand

Artikel nr. 555

Tijdens het graven komt ontgravingsmateriaal in de suspensie terecht. Voordat de wapening wordt aangebracht en het beton wordt gestort, zal de bentonietsuspensie daarom moeten worden ververst middels pompen. Door het verschil in dichtheid ontstaat er een duidelijke scheiding in de sleuf tussen het vervuilde bentoniet en het nieuw ingepompte bentoniet uit de werkvoorraad. Ook de grond die tussen het graven en stortklaar maken naar de bodem is gezakt, wordt verwijderd met een graafkraan. Tijdens het storten van beton wordt het uitkomende bentoniet naar de bentonietcentrale afgepompt. De vervuilde bentonietsuspensie wordt naar een ontzandingsinstallatie gepompt. Nadat het zand eruit is gehaald, wordt het mengsel gekeurd en toegevoegd aan de (schone) werkvoorraad. Afgekeurde bentoniet wordt in aparte opslagcontainers opgeslagen, van waaruit het wordt afgevoerd.

De wapeningskorven moeten voldoende stijf zijn en voldoende hijspunten hebben t.b.v. het hijsen. De korf wordt verticaal in de sleuf gehesen. De benodigde betondekking wordt verzorgd door permanente betonnen afstandhouders (diepwandrollen en diepwandbroodjes), eventueel in combinatie met tijdelijke stalen afstandhouders. Deze afstandhouders zorgen tevens voor de geleiding van de wapening in de sleuf tijdens het afhangen. Tijdens het storten moet erop worden gelet dat de wapeningskorf niet omhoog komt.

Vóór het storten dient het beton te worden gekeurd op homogeniteit en consistentie. Het storten gebeurt met tremiepijpen (stortbuizen). De buizen worden met een doorkoppelsysteem verlengd en zijn voorzien van een trechter aan de bovenzijde. Tijdens het storten moet de tremiepijp 3 tot 9 meter onder het specieoppervlak liggen. Na elke twee betonwagens wordt het betonniveau in de sleuf gemeten. Dit geeft een indicatie over de dikte van de diepwand. Aangezien het storten niet mag worden afgebroken (in ieder geval niet langer dan 2 à 3 uur), dient er altijd minimaal één betonwagen op het werk klaar te staan om bij eventuele incidenten de betonstort gaande te houden. De diepwand wordt gemaakt per paneel van bijvoorbeeld 7,50 m breed. De lengte van de uitgegraven panelen is afhankelijk van de grijperafmeting, de sleufstabiliteit, de toelaatbare zettingen en horizontale verplaatsingen tijdens het maken van het paneel en het geometrisch tracé van het werk. Gangbare dikten zijn 1,00 – 1,50 m. De exacte maten worden op de geleidewanden aangegeven.

Tussen opeenvolgende diepwandpanelen wordt een profielvoeg (t.b.v. dwarskrachtoverdracht tussen panelen) aangebracht. Hiervoor is in het reeds gestorte paneel een sleuf uitgespaard d.m.v. een voegmal, bestaande uit een staalprofiel waaraan een frame is gelast. Nadat de sleuf voor het volgende paneel is gegraven, wordt de mal met een grijper los getrokken. In de voegmal kunnen één of twee PVC-strippen zijn opgenomen. Na het lostrekken van de voegmal blijven de strippen verankerd in het verharde beton van het aansluitende paneel. Zodoende wordt de aansluiting tussen de panelen extra waterremmend gemaakt. Als gevolg van de grote vervormingscapaciteit van deze strippen kunnen de bewegingen tussen naburige panelen worden gevolgd, waarbij het waterdichte karakter van de voeg behouden blijft.

Figuur 555.1 - Methode diepwand

Realiseren van de diepwand

Artikel nr. 555

Tijdens het graven komt ontgravingsmateriaal in de suspensie terecht. Voordat de wapening wordt aangebracht en het beton wordt gestort, zal de bentonietsuspensie daarom moeten worden ververst middels pompen. Door het verschil in dichtheid ontstaat er een duidelijke scheiding in de sleuf tussen het vervuilde bentoniet en het nieuw ingepompte bentoniet uit de werkvoorraad. Ook de grond die tussen het graven en stortklaar maken naar de bodem is gezakt, wordt verwijderd met een graafkraan. Tijdens het storten van beton wordt het uitkomende bentoniet naar de bentonietcentrale afgepompt. De vervuilde bentonietsuspensie wordt naar een ontzandingsinstallatie gepompt. Nadat het zand eruit is gehaald, wordt het mengsel gekeurd en toegevoegd aan de (schone) werkvoorraad. Afgekeurde bentoniet wordt in aparte opslagcontainers opgeslagen, van waaruit het wordt afgevoerd.

De wapeningskorven moeten voldoende stijf zijn en voldoende hijspunten hebben t.b.v. het hijsen. De korf wordt verticaal in de sleuf gehesen. De benodigde betondekking wordt verzorgd door permanente betonnen afstandhouders (diepwandrollen en diepwandbroodjes), eventueel in combinatie met tijdelijke stalen afstandhouders. Deze afstandhouders zorgen tevens voor de geleiding van de wapening in de sleuf tijdens het afhangen. Tijdens het storten moet erop worden gelet dat de wapeningskorf niet omhoog komt.

Vóór het storten dient het beton te worden gekeurd op homogeniteit en consistentie. Het storten gebeurt met tremiepijpen (stortbuizen). De buizen worden met een doorkoppelsysteem verlengd en zijn voorzien van een trechter aan de bovenzijde. Tijdens het storten moet de tremiepijp 3 tot 9 meter onder het specieoppervlak liggen. Na elke twee betonwagens wordt het betonniveau in de sleuf gemeten. Dit geeft een indicatie over de dikte van de diepwand. Aangezien het storten niet mag worden afgebroken (in ieder geval niet langer dan 2 à 3 uur), dient er altijd minimaal één betonwagen op het werk klaar te staan om bij eventuele incidenten de betonstort gaande te houden. De diepwand wordt gemaakt per paneel van bijvoorbeeld 7,50 m breed. De lengte van de uitgegraven panelen is afhankelijk van de grijperafmeting, de sleufstabiliteit, de toelaatbare zettingen en horizontale verplaatsingen tijdens het maken van het paneel en het geometrisch tracé van het werk. Gangbare dikten zijn 1,00 – 1,50 m. De exacte maten worden op de geleidewanden aangegeven.

Tussen opeenvolgende diepwandpanelen wordt een profielvoeg (t.b.v. dwarskrachtoverdracht tussen panelen) aangebracht. Hiervoor is in het reeds gestorte paneel een sleuf uitgespaard d.m.v. een voegmal, bestaande uit een staalprofiel waaraan een frame is gelast. Nadat de sleuf voor het volgende paneel is gegraven, wordt de mal met een grijper los getrokken. In de voegmal kunnen één of twee PVC-strippen zijn opgenomen. Na het lostrekken van de voegmal blijven de strippen verankerd in het verharde beton van het aansluitende paneel. Zodoende wordt de aansluiting tussen de panelen extra waterremmend gemaakt. Als gevolg van de grote vervormingscapaciteit van deze strippen kunnen de bewegingen tussen naburige panelen worden gevolgd, waarbij het waterdichte karakter van de voeg behouden blijft.

Figuur 555.1 - Methode diepwand