Ten aanzien van het ruimtelijk alignement komen achtereenvolgens aan de orde:
- de wegcategorie;
- de aansluitende wegen;
- het wegverkeerssysteem;
- het horizontale en verticale alignement;
- de zichtafstanden;
- de continuïteit en de uniformiteit;
- de ruimtelijke helling;
- de verkeersveiligheid;
- de horizontale bogen en rechtstanden;
- de consistentie en het wegbeeld.
Wegcategorie
Wegcategorie bepaalt in principe de ontwerpsnelheid, zie tabel 18.1. De ontwerpsnelheid hangt niet alleen af van de wegcategorie maar ook van de omgevingsfactoren en het alignement van de voorafgaande wegvakken.
Benaming | Autoweg | Weg met geheel of gedeeltelijk geslotenverklaring voor langzaam verkeer (in elk geval gesloten voor (brom)fietsers) | ||||
Hoofdcategorie B | Hoofdcategorie C | |||||
Tegemoetkomend verkeer aanwezig.
Kruisend verkeer aanwezig. Ongelijkvloerse kruispunten kunnen in bepaalde omstandigheden voorkomen. |
Tegemoetkomend verkeer aanwezig.
Kruisend verkeer aanwezig. |
|||||
Hoofdwegennet | Niet-hoofdwegennet | Niet-hoofdwegennet | ||||
Categorie | III | IV | III | IV | V | VI |
Wegomgeving | Alle situaties | Urbaan | Alle situaties | Alle situaties | Alle situaties | Alle situaties |
Ontwerpsnelheid | 100 km/h | 80 km/h | 100 km/h | 100 km/h | 80 km/h | 60 km/h |
Dwarsprofiel | Enkelbaans | Dubbelbaans | Enkelbaans | Dubbelbaans | Enkelbaans | Enkelbaans |
Kruispuntvorm | Gelijkvloers * | Gelijkvloers | Gelijkvloers * | Gelijkvloers | Gelijkvloers | Gelijkvloers |
Kruisingsvorm | Ongelijkvloers | Ongelijkvloers | Ongelijkvloers | Ongelijkvloers | Gelijkvloers | Gelijkvloers |
Indicatie netwerkfunctie | Weg met een functie voor het langeafstandsverkeer | Weg met een belangrijke ontsluitingsfunctie voor een stad of agglomeratie | Wegverbinding tussen belangrijke kernen in een regio | Een belangrijke verbinding tussen kernen in een regio | Weg met een functie voor het middellange afstandsverkeer of ontsluitingsweg voor een regio | Weg van overwegend lokaal belang met een beperkte verkeersfunctie |
Aansluitende wegen
Indien in- en uitvoegingen van aansluitende wegen op voldoende afstand van elkaar en de tunnel zijn gelegen, zullen deze capaciteit en afwikkelingsintensiteit van de tunnel niet nadelig beïnvloeden. Juist in stedelijke gebieden kunnen de aansluitende wegen van belang zijn voor het ruimtelijk alignement.
Landschaps- en bebouwingselementen
Bij een lagere wegcategorie moet meer rekening worden gehouden met de omgevingskenmerken van de weg.
Wegverkeerssysteem
Tussen de mens, de weg en het voertuig bestaat een relatie:
- de mens heeft als kenmerken de kunde, de ervaring en de instelling. De rijtaak van de mens bestaat uit het proces van waarnemen, beoordelen, beslissen en reageren;
- de weg wordt gekenmerkt als informatiebron en de feitelijke rijbaan;
- het voertuig is door de vorm en de afmetingen bepalend voor de ooghoogte in verband met zichtafstanden.
Horizontaal en verticaal alignement
Het horizontale en verticale alignement dienen – ter voorkoming van knelpunten bij latere stappen – reeds vanaf het begin in onderlinge samenhang te worden ontworpen. Regels voor de combinatie van het horizontale en verticale alignement zijn samengevat in tabel 18.2.
1 | Verticale holle boogstralen in combinatie met kleine horizontale boogstralen (kleiner dan 500 m) kunnen ertoe leiden dat de horizontale straal groter wordt ingeschat dan hij in werkelijkheid is. |
2 | Er moet extra aandacht worden besteed aan de ruimtelijke vorm indien combinaties van minima in horizontale en verticale zin worden toegepast. |
3 | De aanpassing aan de verticale vormen van het landschap moet niet te ver worden doorgevoerd. |
4 | Voor een vloeiend verloop is het noodzakelijk de tangentpunten van de horizontale en verticale bogen te laten samenvallen, waarbij de beide bogen eveneens gelijktijdig optreden. |
5 |
Voor het bewerkstelligen van een rustiger wegbeeld verdient het aanbeveling te streven naar een beperking van het aantal ruimtelijke elementen. |
Zichtafstanden
Het wegontwerp dient te resulteren in dusdanige zichtafstanden dat soepel en/of veilig gereageerd kan worden op gebeurtenissen en situaties achter, opzij en voor het voertuig. De aard van de handeling (inhalen, remmen) bepaalt welk soort zichtafstand in het ontwerp moet worden gehanteerd. Hierbij bestaat onderscheid in de volgende typen zicht:
- rijzicht;
- stopzicht;
- inhaalzicht;
- oprijzicht.
Het wegverloop bij tunnels is in verband met zichtlengte van groot belang.
Continuïteit en uniformiteit
In het geheel van weg en wegomgeving moet gestreefd worden naar een continue en voldoend afwisselende informatiestroom. Aangezien in het wegontwerp behoort te worden uitgegaan van continuïteit, dienen veranderingen tijdig te worden ingeleid. Binnen één wegcategorie dienen over de gehele lengte van een weggedeelte dezelfde kenmerken aanwezig te zijn.
De herkenbaarheid voor de weggebruiker moet worden vergemakkelijkt door binnen de voorkomende kenmerken zo min mogelijk variatie aan te brengen. Hierbij zo min mogelijk afwijken van het normale patroon binnen één wegcategorie (denk aan bebakening en markering).
Ruimtelijke helling
De ruimtelijke helling moet gelimiteerd worden om afglijden van het voertuig te verhinderen. Onder normale omstandigheden is het gewenst dat de ruimtelijke helling niet groter is dan 7 %.
De ruimtelijke helling wordt berekend met behulp van de formule:
waarin:
pr = het ruimtelijk hellingspercentage onder hoek
pl = het langshellingpercentage
pd = het dwarshellingpercentage
Verkeersveiligheid
De volgende aspecten van het wegontwerp bepalen de verkeersveiligheid:
- geometrie van de weg;
- kwaliteit wegdek;
- markering, bebakening en bewegwijzering;
- verkeersregels, -maatregelen, -regeling en -signalering;
- voorzieningen (zoals beplanting, verzorgingsplaatsen, hectometerring en alarmeringssysteem).
Onder de kwaliteit van het wegdek wordt verstaan de stroefheid, vlakheid en waterafvoer. Verkeersmaatregelen moeten als zinvol worden ervaren. Te veel incidentele maatregelen leidt tot te veel borden, devaluatie van de desbetreffende borden en devaluatie van de algemeen geldende gedragsregels. Om de lichtovergang positief te beïnvloeden, wordt bij de ingang van de tunnel vaak een daglichtrooster toegepast. Bij lange tunnels moet gezorgd worden voor een behoud van het attentieniveau.
Horizontale en verticale bogen en rechtstanden
Iedere combinatie van bogen en rechtstanden heeft voor- en nadelen en tevens specifieke toepassingsgebieden. De volgende grondvormen worden onderscheiden:
- de ruimtelijke rechtstand;
- de vlakke horizontale boog;
- de verticaal gekromde rechtstand in het horizontale alignement;
- de samengestelde boog.
Consistentie en het wegbeeld
Binnen één wegcategorie zorgen voor consistentie door dezelfde eisen te stellen ten aanzien van veiligheid, vlotheid en comfort.
Het wegbeeld kan worden opgevat als de interpretatie van het feitelijk verloop van de weg door de weggebruiker die naar deze interpretatie handelt en niet direct naar het feitelijke alignement. Daarbij is een goede accentuering van de tunnelingang gewenst. De herkenbaarheid van een tunnelingang wordt sterk verhoogd door deze in een (royale) boog te situeren.
De aan het wegbeeld gestelde kwaliteitseisen zijn:
- herkenbaarheid, passend bij het verwachtingspatroon van de weggebruiker;
- duidelijkheid;
- tijdige informatie en daarbij behorende zichtafstanden;
- fraaiheid.
Het wegbeeld wordt in het algemeen gebruikt als toetsingscriterium nadat het ontwerp tot stand is gekomen op basis van bouwtechnische, architectonische en overige verkeerskundige aspecten.