CUR Rapport 2004-1 geeft richtlijnen voor begaanbaarheid van bouwterreinen. Bij tunnelbouw vindt opslag en transport van relatief zwaar materiaal plaats. Gebruik van het beschikbare terrein zonder verharding is vrijwel uitgesloten. Door het toepassen van de juiste verhardingsconstructie zal gedurende het hele werk herstelwerk niet of nauwelijks nodig zijn. Van belang is dat op het terrein geen wateroverlast kan ontstaan. Daardoor zal tijdens vorstperioden de kans op gladheid sterk verminderd worden. Voldoende afwatering en drooglegging zijn niet alleen van belang i.v.m. wateroverlast maar ook voor de verhardingsconstructie. Bij een lange natte periode zal de ondergrond verzadigen, de draagkracht verminderen en daardoor de belasting van het werkverkeer en materialenopslag schade veroorzaken aan de verhardingsconstructie.
Toe te passen materialen met gewenste opbouw, ervan uitgaande dat de ondergrond van het terrein niet uit zand bestaat:
| Puingranulaat 0,40 m | Betonklinkerkei | Rijplaten | Industrieplaten (Stelcon) | Asfalt 0,08 m |
| wegendoek | 0,50 m zand | 0,50 m zand | 0,30 m zand | 0,25 m puingranulaat |
| maaiveld | wegendoek | maaiveld | wegendoek | 0,50 m zand |
| maaiveld | maaiveld | wegendoek | ||
| maaiveld |
De voor- en nadelen van de verschillende constructies zijn als volgt.
|
Puingranulaat |
Klinkers |
Rijplaten |
Industrieplaten |
Asfalt |
|
| Aanleg / aanlegkosten |
++ |
+ |
– |
– |
– |
| Weerstand tegen wringing verkeer |
+/- |
+/- |
+ |
++ |
+ |
| Weerstand tegen puntbelasting |
– |
– |
+ |
++ |
+/- |
| Waterdoorlatendheid |
+/- |
+ |
– |
— |
— |
| Herstelkosten |
+ |
+/- |
+ |
– |
— |
Kennisbank