Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Functies

Zorgen voor een geleidelijke overgang bij hoogteverschillen die kunnen ontstaan tussen het relatief zettingsvrij gefundeerde kunstwerk en de meer zettingsgevoelige aardebaan.

Toepassingen

Overgang van de beton constructie (einde toeritten) naar de aardebaan van verkeerstunnels, onderdoorgangen, aquaducten en viaducten.

Detailontwerp

De minimale lengte van de stootplaten volgt uit het rapport NBD 00750 “Overgangsconstructies (Stootplaten)” [145].

De lengte van de stootplaat is afhankelijk van toelaatbare “knik” in het verticaal alignement en de te verwachte restzettingen van de aardebaan onder de stootplaat. De toelaatbare “knik” is afhankelijk van de ontwerpsnelheid. Voor snelheden ≥100km/uur geldt volgens het rapport NBD00750 [145] een toelaatbare “knik” van maximaal 1:100 en voor overige wegen 1:60.

Voor Rijkswegen geldt dat stootplaten van mimimaal 5 m toegepast worden, omdat altijd nog naverdichting door het verkeer plaats vindt.

De breedte is afhankelijk van de te verwachte ongelijkmatige zettingen in de dwarsrichting.

De geprefabriceerde stootplaten krijgen een breedte van 500 mm voor stootplaten tot een lengte van 6 m, bij grotere lengten worden geen prefab platen toegepast maar ter plaatse gestorte stootplaten.

De dikte in het midden van de stootplaat volgt uit een berekening als een ligger op twee steunpunten opgelegd op de beide uiteinden.

De dikte van de stootplaat moet zo dun mogelijk gekozen worden zodat na rotatie de gaping tussen de voorkant van de stootplaat en de betonnen bak­constructie minimaal blijft.

Hijsvoorzieningen in de stootplaat aanbrengen t.b.v. ophalen van de stoot­platen.

Motivering

Bij het zorgvuldig kiezen van een goed ontwerp worden de volgende problemen nagenoeg voorkomen,

  • abrupte hellingen en hoogteverschillen in het verticale alignement;
  • scheuren in het asfalt;
  • geluidshinder.

Het voordeel van prefab stootplaten t.o.v. ter plaatse gestorte is, dat ze na geconstateerde zettingen (zakkingen), opgehaald kunnen worden.

De onderbouwing hiervan is terug te vinden in rapport NBD00750 [145].

Conservering

Hijsvoorzieningen thermisch verzinken volgens NEN-EN-ISO 1461.

Figuur 470.1 - Detail stootplaat