Bij spoortunnels is geen sprake van afvoer over wegdek, maar wordt de vloeistof opgenomen in het ballastbed en in dwarsrichting afgevoerd naar een goot onder de kabelkoker/voetpad die de vloeistof verder afvoert naar een waterkelder.
De eisen qua benodigde afvoercapaciteit zijn voor spoortunnels conform de OVS gelijkluidend aan die voor wegtunnels, zie Opbouw van het systeem en te stellen eisen, zij het dat er tevens gerekend moet worden met vrijkomende productvloeistof uit een tankwagon met een maximum van 80 m3.
De hoeveelheid af te voeren water in volledig gesloten metrotunnels is zeer beperkt en bestaat vooral uit lekwater. Nabij de overgang van het gesloten naar een onoverdekt deel, is de situatie uiteraard in ongunstige zin afwijkend. Bij toepassing van direct bevestigd spoor loopt het lekwater in een open goot naar een pompput op een lager gelegen punt. Van daaruit wordt het water afgepompt.