Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Water lozen

Artikel nr. 614

Voor het afvoeren van water is een leiding benodigd (bijvoorbeeld een PE-leiding Ø250 mm). Onttrokken grondwater kan men lozen op oppervlaktewater of laten infiltreren via een zaksloot of een retourscherm. Ook kan worden geloosd in een rioolput via een zandvang c.q. ontluchtingsinstallatie met debietmeter en monsternamepunt. Indien nodig wordt ter plaatse van het lozingspunt het water belucht.

 

Wanneer er op het oppervlaktewater wordt geloosd, moet de uitlaatpijp dusdanig worden geplaatst dat er geen schade aan bermen of taluds optreedt door uitkomend water. Veelal volstaat het om de afvoerpijp het water in te leiden, waardoor het lozingspunt verder van de oever vandaan ligt. Tevens kan, om bezinkbare delen achter te kunnen houden, het water in tijdelijke bezinksloten worden geborgen.

 

Vergunning t.b.v. lozingen op het oppervlaktewater moet worden aangevraagd bij de beheerder van dit oppervlaktewater, veelal RWS of Waterschap. De vergunningsplicht is afhankelijk van de te verpompen hoeveelheid en het zoutgehalte van het water. Bedacht moet worden dat ook voor het leegpompen van een bouwkuip met onderwaterbeton een lozingsvergunning nodig is.