Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Bouwtoleranties

Artikel nr. 626

Voor het inbrengen van prefab betonpalen en andere verdringingpalen zijn in NEN-EN 12699 [37] de volgende toleranties gegeven:

  • locatie in het palenplan (palen op het land): +/-100 mm;

  • scheefstand t.o.v. paalas volgens ontwerp: /- 0,04 m/m;

  • maximale afwijkingen in het horizontale vlak: +/-100 mm;

  • maximale afwijkingen in niveau: +/-100 mm;

  • maximale scheefstand: 1,0%.

 

Van bovenstaande verticale toleranties kan worden afgeweken indien ervoor is gekozen om de definitieve paalpuntniveaus te bepalen d.m.v. kalendering. Hiervoor wordt gekozen bij gelaagde bodems waar vooraf niet met zekerheid kan worden gezegd op welke hoogte de draagkrachtige laag zich exact bevindt.

 

Rijkswaterstaat heeft in de Richtlijn Toleranties t.b.v. Betonconstructies uit juni 1997 [94] van de hoofdafdelingen Droge Infrastructuur en Projectuitvoering en Diensten ook toleranties vastgelegd voor heipalen.

 

Voor GEWI ankers kunnen redelijkerwijs de volgende toleranties worden aangehouden:

  • bovenkant anker: +/-100 mm;

  • maximale scheefstand: 2,0%;

  • tolerantie plaatsing schotel: +/-50 mm.