Bij aanwezigheid van kleilagen in de bodem kan een belangrijk deel van de opwaartse belasting op onderwaterbetonvloeren worden veroorzaakt door zwel. Er wordt dan doorgaans voor gekozen om na ontgraven eerst een belangrijk deel van de zwel te laten optreden alvorens het onderwaterbeton te storten. De benodigde wachttijd kan tot zekere mate van nauwkeurigheid worden berekend. In kritische gevallen en/of bij moeilijk voorspelbare bodems kan er worden besloten om de zwel te monitoren. Voor het meten van de verticale deformatie van de verschillende lagen in de ondergrond kunnen extensometers worden gebruikt. Teneinde de gemeten zwel goed te kunnen vergelijken met de berekende waarden, worden ook waterspanningen net boven en net onder de betreffende grondlaag gemeten middels piëzometers. Zowel extensometers als piëzometers hebben doorgaans een meetnauwkeurigheid van circa 0,1% van het meetbereik.
De hoeveelheid te verwerken beton per uur is van diverse factoren afhankelijk, o.a. de grootte van bouwkuip, dikte betonvloer, bereikbaarheid en eventuele obstakels.
Ter indicatie: een gemiddelde stortsnelheid van 75 m3/uur tot 100 m3/uur is normaal. Voor een 1,0 m dikke onderwaterbetonvloer in een bouwkuip van bijvoorbeeld 100 m x 20 m moet circa 2000 m3 beton worden gestort. Inclusief andere bijhorende activiteiten duurt dit circa 1,5 etmaal.
De verhardingstijd wordt bepaald op basis van gewogen rijpheid d.m.v. een rijpheidscomputer. Een gebruikelijke verhardingstijd is 3 à 4 weken.