Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Ter verkrijging van een waterdichte voeg wordt als voegprofiel een rubbermetalen profiel Trelleborg-Bakker W9U of vergelijkbaar in het hart van de voeg toegepast (figuur 246.1, onderdeel B). Dit rubbermetalen profiel is een kritisch onderdeel in het ontwerp. Het goed functioneren van de waterafdichting hangt in grote mate af van het degelijk aanbrengen, en het op de juiste wijze instorten hiervan.

Uit praktijkervaring is gebleken dat luchtinsluiting onder de horizontale dilatatieprofielen bij zorgvuldige uitvoering wordt voorkomen door de profielen aan weerszijden schuin op te buigen en zo ruimte aan het beton te bieden om onder het profiel te vloeien. Dit opbuigen geschiedt onder een hoek van circa 15°. Ondanks dat dit minder praktisch is voor de wapening, is dit noodzakelijk gebleken, zie ook figuur 248.1.

Figuur 248.1 - W9U profiel met luchtinsluitingen doordat de zijden niet waren opgebogen

De rubbermetalen voegstrook moet minimaal 0,30 m van de buitenzijde van de constructie worden geplaatst. Op deze manier kan de wapening nog op een redelijke manier worden aangebracht.

In sommige gevallen wordt een verdeuvelde voeg toegepast. Veelal is dit een kraagconstructie, die dwarskrachten overbrengt om zettingsverschillen tussen de tunneldelen te voorkomen. In die gevallen dient de rubbermetalen voegstrook altijd aan het buitenste tanddeel te worden aangebracht, om te voorkomen dat water zich zou kunnen ophopen in het horizontale deel van de voeg. Bij bevriezing zou dit tot scheurvorming kunnen leiden.

Het beton onder het profiel is echter moeilijk te verdichten. Vandaar dat injectie kan worden toegepast om eventuele leemten door het niet-verdichten op te vullen ter verkrijging van een gevraagde waterdichtheid. Een profiel met een injectiemogelijkheid bevat een sponsje op het metalen deel dat als transportleiding voor de injectievloeistof fungeert.

Opgemerkt wordt dat er slechte ervaring is met de variant waarbij de injectieslangen aan de metalenvoegband worden bevestigd in plaats van het sponsje. De slang kan loskomen tijdens het storten, waardoor niet juist geïnjecteerd kan worden.

De (rubbermetalen) voegstrook heeft, in de loop der jaren, diverse kleine aanpassingen ondergaan omdat er zich o.a. problemen voordeden met betrekking tot het injecteren van het sponsrubber, hechting van de staalplaat aan het beton en roestvorming in de bouwfase. Na het samengaan van twee leveranciers zijn de goede eigenschappen van beide producten overgenomen en is het huidige W9UI-profiel op de markt gebracht. Dit profiel heeft als sponsrubber EPDM/CR waardoor dit sponsje makkelijk loslaat van het beton, zodat het injecteren soepel verloopt. Bij een waterdruk op de dilatatievoeg van meer dan 60 kPa (0,6 bar) is toepassing van een injecteerbare rubbermetalen dilatatievoegprofiel, dat preventief wordt geïnjecteerd, verplicht conform 13.14 van ROK [27]. Zoals vermeld verdient het in gevallen met een lagere waterdruk ook zeker aanbeveling, mede vanwege de moeilijke verdichtbaarheid van het beton onder het profiel. De huidige praktijk is echter dat in de markt veelal wordt volstaan met het gebruik van een voegprofiel zonder preventieve injectiemogelijkheden; er wordt ervan uit gegaan dat het wel goed gaat, met als terugvaloptie injectie achteraf.

Het injectiesponsje moet aan de ‘waterzijde’ worden geplaatst om het water zo ver mogelijk van de binnenzijde te houden. De h.o.h. afstand van de injectiebuizen (figuur 248.2) mag niet groter zijn dan 3 à 4 m en moet worden geïnjecteerd met epoxyhars, met een druk van ca. 0,6 MPa (= 6 bar). Bij grotere h.o.h. afstanden van de injectiebuizen neemt de benodigde injectiedruk toe en daarmee de kans op scheuren van het beton, waardoor de injectie een averechts effect heeft. De drukken moeten in verband hiermee begrensd worden op maximaal 20 bar.

Figuur 248.2 - Voegprofiel met preventie injectiemogelijkheid

De wapening rond een dilatatieprofiel moet in staat zijn de trekspanningen door de injectie bij het rubbermetalen profiel en de op dit profiel uitgeoefende trekkracht op te nemen. Om die reden dient de wapening maximaal 50 mm van het profiel te worden aangebracht. De wapening kan het beste loodrecht op de verwachte scheur worden geplaatst, dus verticaal. Vandaar dat een X-vorm (of visbek) met diagonale staven geen solaas biedt.

Indien een T-vormige verbinding tussen de dilatatievoegen van een (midden)wand en vloer gemaakt moet worden, dient deze verbinding fabrieksmatig te zijn gelast en gevulkaniseerd.

Bij de aansluiting van de vloer met de buitenwanden wordt het dilatatieprofiel in één stuk, dus zonder lassen, doorgezet vanuit de vloer de wanden in. Dit omdat het aantal lassen (mogelijke lekwegen) in het profiel zo veel mogelijk wordt beperkt. De minimale buigstraal van het rubbermetalen voegprofiel bedraagt 100 mm, of conform opgave fabrikant.