Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Wapeningskorven en beton

Artikel nr. 561

Het ontwerp van de wapeningskorven heeft een grote invloed op de uiteindelijke kwaliteit van de diepwand. Aandachtpunten bij het ontwerp van de wapeningskorven zijn:

  • De breedte van de korf is afhankelijk van de wijze waarop de korven worden aangevoerd. Bij transport over de weg bedraagt de maximale korfbreedte ca. 3,0 – 3,5 m. In brede panelen worden twee korven geplaatst. Geadviseerd wordt een tussenafstand van 400 mm te hanteren.
  • Wanneer de diepwandsleuf van onderaf met beton wordt gevuld, wordt het bentoniet naar boven toe verdrongen. Om dit soepel te laten verlopen (ten behoeve van een optimale betonkwaliteit en ter voorkoming van bentonietinsluitingen), moeten zowel de betonmortel als het bentoniet voldoende vloeibaar zijn en mag de wapeningskorf niet te dicht zijn. In CUR 231 [11] zijn eisen/aanbevelingen m.b.t. staafafstanden opgenomen.
  • Na het afhangen van de korf moet tot op de bodem van de zinksleuf een stortkoker kunnen worden aangebracht. Daartoe moet in de wapeningskorf een wapeningsvrije zone van ca. 0,40 x 0,40 m worden gereserveerd.
  • Een belangrijk aandachtspunt is de afstand van de wapeningskorf tot de voegen. In de ruimte tussen wapeningskorf en voeg is het belang van een opwaartse betonstroming groot, omdat bentoniet die in de voeg niet naar boven wordt verdrongen, wordt ingesloten in de voeg. In CUR 231 [11] zijn eisen/aanbevelingen m.b.t. de aan te houden afstand tussen de wapeningskorf en de voeg opgenomen.
  • Indien er later vloeren met de diepwand moeten worden verbonden, moet er rekening mee worden gehouden dat in de wapeningsvrije zones ter plaatse van de stortkoker en de voegen geen koppelingen kunnen worden geplaatst.
  • Naast de wapening die wordt bepaald op basis van de krachtswerking in de diepwand, moet aandacht worden geschonken aan de hulpwapening. De hulpwapening bestaat uit:
    • hijspunten t.b.v. het hijsen van de korf;
    • afhangpunten t.b.v. het afhangen/stellen van de korf op de geleidewanden;
    • wapening t.b.v. de stabiliteit van de korf (tijdens alle fasen van het hijsen moet de korf stabiel zijn);
    • koppelvoorzieningen in het geval dat een korf uit twee delen bestaat.

Het beton aan de bovenzijde van de sleuf is vermengd met bentoniet en heeft een gering stortgewicht en dientengevolge een matige verdichting. Derhalve is dit deel van de betonnen wand minder sterk. Bij de beschouwing van de krachtswerking in deze zone (bijvoorbeeld bij toepassing van een stempel op dit niveau) moet gerekend worden met een lagere betonsterkte. Nog beter is verwijderen van dit bovenste deel en aanstorten met constructiebeton.