Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Functie

Ingestort aardingsframe met aardplaten is onderdeel van de tunnelaarding en dient voor de koppeling van de aardingsinstallatie tussen de verschillende tunnelmoten.

Doel

De aardingsinstallatie dient ter bescherming van personen tegen (door defecten) onder spanning staande onderdelen en ter beperking van zwerfstromen. Tevens dient de aardingsinstallatie als bliksemafleider om atmosferische elektrische ontladingen op veilige wijze naar de aarde te geleiden en daarbij schade aan (dienst)gebouwen en installaties te voorkomen.

Detailontwerp 

Zie figuur 288.1 t/m figuur 288.4.

Elke moot in een tunnelelement is voorzien van een aardingsframe van doorgelaste wapeningsstaven Ø12 die in dwarsrichting van de tunnel worden geplaatst. Bij mootlengtes van meer dan 50m is het noodzakelijk om meerdere van deze frames aan te brengen. In langrichting zijn de aardingsframes onderling verbonden doordat in elke middenwand een wapeningsstaaf Ø16 is opgenomen die op de uiteinde van de moot voorzien is van een aardplaat. De aardplaten t.p.v. de mootvoegen worden onderling verbonden middels een koperdraad zodat een doorgaande verbinding ontstaat. De aardplaat moet liefst zo dicht mogelijk bij de mootvoeg worden ingestort zodat de lengte van het koperdraad zo klein mogelijk is. Het ingestorte aardingsframe wordt ook nog aangesloten op een in het middenkanaal aan beide zijden geplaatste aardingsrail of draad van blank koper met een minimale doorsnede van 50 mm2.