Aantal sporen en spoorafstanden (tussenspoor)
Meestal worden 2 sporen naast elkaar geplaatst en bij een eindstation 3 sporen. Met betrekking tot spoorafstanden zijn er geen standaardregels (onder andere door verschillende breedtes van het materieel). In Rotterdam worden de volgende spoorafstanden in rechtstand aangehouden:
- Metro:
- 4,00 m standaard;
- 3,48 bij wissels (1 : 9 koud tegen elkaar);
- 3,84 m bij wissels (1 : 12).
- Tram:
- 2,70 m zonder masten;
- 3,30 m met masten.
In Den Haag worden de volgende minimale spoorafstanden in rechtstand aangehouden (Trams):
- 3,10 m bij open baan constructies in ballast;
- 3,00 m bij wegdek constructies en/of vaste constructies op kunstwerken.
Profiel van vrije ruimte
Hiervoor bestaan geen standaardregels. In het PVR kunnen de volgende elementen zijn opgenomen:
-
wagenprofiel – de afmetingen van het rijtuig zonder spelingen en toleranties;
-
kinematisch profiel – wagenprofiel vermeerderd met schommel-, rol- en slingerbewegingen;
-
omgrenzingsprofiel – kinematisch profiel vermeerderd met de afwijkingen / toleranties van de tracégeleiders.
Het PVR wordt gevormd door het omgrenzingsprofiel te vermeerderen met een speling aan beide zijden en aan de bovenkant. Binnen dit profiel mogen zich geen obstakels bevinden.
Het PVR vermeerderd met ruimten voor geleidingen, looppad, veiligheidsnissen en apparatuur vormt het bouwprofiel.
Breedte materieel
Er bestaat geen standaard breedte voor het materieel.
Voorbeelden tram:
-
Den Haag: 2,35 m, wordt 2,65 m;
-
Rotterdam: 2,20 m;
-
Amsterdam: 2,20 m en 2,35 m.
Voorbeelden metro:
-
Rotterdam: 2,72 m;
-
Amsterdam: 2,90 m
Spoorwijdte
De spoorwijdte is de afstand tussen binnenzijden van de spoorstaafkoppen, gemeten op 14 of 9 mm (verschilt per gemeente) beneden BS. De spoorwijdte spoor bedraagt 1434 à 1438 mm.
Tussenwanden
Voor tussenwanden gelden geen specifieke eisen.
Loop-, vlucht- en inspectiepad
De minimale breedte voor deze paden bedraagt 700 mm.