Typen hulpposten
In wegtunnels worden hulpposten opgenomen, met voorzieningen voor zowel weggebruikers als overheidshulpdiensten.
Er zijn 2 typen hulpposten:
- Type A, waarin zich een haspel met een brandblusslang bevindt
- Type C, waarin zich een poederblusser bevindt
Type A is groter dan type C, in het verleden werden deze beide typen ook wel aangeduid met resp. type 1 en 2.
De hulpposten van type A worden normaliter in de binnenwanden aangebracht, over de volledige lengte van de tunnel en in de toeritten tot de positie waar er een vanaf de weg bereikbare middenwand aanwezig is. De hulpposten van type C worden aangebracht in de buitenwanden van de tunnel en in de toeritten, tot de positie waar de wandhoogte nog juist voldoende is om deze te kunnen inbouwen.
Eisen en h.o.h. afstanden
In de BSTTI [80] en Rarvw worden nadere eisen gesteld m.b.t. locaties, toepassing en uitrusting van hulpposten. Hierin wordt ondermeer aangegeven in welke situatie welk type hulppost moet worden toegepast, en wordt tevens de h.o.h. afstand aangegeven.
De grote hulpposten (type A) moeten binnen 2 tot 10 m (gemeten in de rijrichting) vanaf de vluchtdeuren worden aangebracht. Op deze manier is de weg voor de hulpverleners, die via het middenkanaal de calamiteitenbuis bereiken, van de vluchtdeur naar de hulppost zo kort mogelijk. Indien er sprake is van tidal-flow staat men vrij in de keuze van de richting van de vluchtdeur.
Aangezien de schuifdeuren geopend worden in de richting van de rijrichting, zal bij geopende toestand de schuifdeur zich bevinden tussen de deuropening en hulppost. Bij bijvoorbeeld de A2 tunnel te Maastricht is een afstand van 4m tussen deur en hulppost aangehouden om de krachten in de middenwand over te kunnen dragen.
De maximale afstand tussen hulpposten is 60m. De afstand zal in de praktijk echter nooit groter zijn dan 50 m. Deze maat kan worden afgeleid uit de eisen in de BSTTI [80] ten aanzien van de hart op hartafstand van vluchtdeuren 100 m en 250 m in het geval van dwarsverbindingen.