Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Het centrale deel van de voeg kan identiek worden uitgevoerd aan de vloer van de rijbaan (zie Vloer rijbaan) met een W9u profiel of gelijkwaardig, met omhoog opgebogen uiteinden.Aan de buitenzijde wordt veelal volstaan met een ACME-profiel, afgedekt met een bitumineuze voegvulling op een laagje zand, als aangegeven in onderstaande figuur 257.1. Aan de binnenzijde kan, conform de situatie in geval van wanden, ook worden volstaan met een ACME-profiel (in dit geval niet weergegeven in de figuur).

Voor voegvulling en voegprofiel zie Vloer rijbaan.

Figuur 257.1 - Voeg buitenzijde dak

Vanuit overwegingen als beschreven in Buitenzijde tunnel zou aan de buitenzijde eigenlijk een ‘dubbeldam’ profiel moeten worden toegepast, echter vooralsnog is er geen oplossing voorhanden voor het realiseren van de verbinding tussen de profielen aan de buitenzijde van de tunnel tussen dak en wand. Bovendien geeft een in het dak opgenomen dubbeldamprofiel een grote kans op luchtinsluitingen tussen de ribben.

Opgemerkt wordt dat bij A4 Delft Schiedam een vlak rubberen voegprofiel in combinatie met een elastisch blijvende zwelpasta is toegepast. Het voegprofiel is in dat geval aan beide zijden verankerd met stalen strippen, die met ankers aan het dek verbonden zijn. Door vulkanisatie is het rubberprofiel in het dak met het dubbeldam profiel in de wanden verbonden.

Injectie van de voeg (in combinatie met een injecteerbaar voegprofiel) is niet vereist als het dak niet onder het grondwaterpeil is gepositioneerd. Indien dit wel het geval is wordt verwezen naar het artikel voor dilatatievoegen in de tunnelvloer voor de specifieke best practices rond injectie.

Indien een T-vormige verbinding tussen de dilatatievoegen van een wand en dak gemaakt moet worden dient deze verbinding in de fabriek gelast en gevulkaniseerd te zijn.

Bij de aansluiting van de buitenwanden met het dak wordt het dilatatieprofiel in één stuk, dus zonder lassen, doorgezet vanuit de wanden het dak in. Dit opdat het aantal lassen, mogelijke lekwegen, in het profiel zo veel mogelijk wordt beperkt.

Indien zich een horizontale (afvoer-)buis in de dakconstructie bevindt, wordt het dilatatievoegprofiel onder de buis door aangebracht als de bovenkant van het dak bereikbaar is. Dit is weergegeven in figuur 257.3. Belangrijk aandachtspunt in dat geval is het raakvlak met de wapening.

Figuur 257.3 - Dilatatievoegprofiel nabij buisleiding in dak