De constructie van dienstgebouwen kan op verschillende manieren gerealiseerd worden. Er zijn ondergrondse dienstgebouwen in in-situ beton uitgevoerd, bovengrondse dienstgebouwen met een stalen draagconstructie en kanaalplaatvloeren, of prefab betonnen wanden met breedplaatvloeren.
Elke bouwmethode die voor een utiliteitsgebouw kan worden toegepast is geschikt om een dienstgebouw te realiseren. Hierbij moet wel bedacht worden dat bepaalde ruimtes zwaarder belast worden waardoor een relatief zware vloer benodigd kan zijn, bijvoorbeeld door zware geconcentreerde belastingen van transformatoren. Voor gebouwen bij Rijkstunnels is e.e.a. opgenomen in de Basisspecificatie Gebouw [123]. Houd bij het gebouw op de tunnel rekening met de belastingen uit het gebouw: die moeten wel door de tunnel kunnen worden opgenomen, zorg voor voldoende reserve in de constructie van de tunnel om uitbreiding van het gebouw niet onmogelijk te maken.
Verschillende installaties stellen stringente eisen aan het binnenklimaat. Gevels worden daarom met isolatie en een spouw uitgevoerd. De hoofddraagconstructie en de niet vervangbare delen moeten voldoen aan de levensduureis van 100 jaar. De isolatie dient bij voorkeur aan de koude buitenzijde aangebracht te worden. Dit kan echter soms niet mogelijk zijn om esthetische redenen. Vanuit de akoestiek worden eisen gesteld aan het maximum toelaatbare geluidsniveau zowel vanuit de installaties als vanuit de buitenruimte. De buitenmuren en het dak, alsmede de inwendige scheidingswanden dienen hierop te worden uitgelegd. Eisen hiervoor zijn opgenomen in de Basisspecificatie Gebouw [123] en zijn verder project specifiek.
Het verdient de voorkeur om alle ruimten van dienstengebouwen te voorzien van een stofbindende coating zodat het gebouw beter schoon te houden is. Uiteindelijk is dit ook in het belang van de levensduur van de klimaatinstallatie en de tunnel technische installaties. Uit esthetische overwegingen kunnen wanden worden gestuct en/of geschilderd, de keuze hiervoor dient per project te worden gemaakt.
Deuren dienen voldoende inbraakwerend te zijn. Dit geldt ook voor alle elementen in de gevel, zeker tot het niveau van de eerste verdieping. De buitenschil van het gebouw dient qua inbraakwerendheid te voldoen aan:
- Gevelelementen: klasse 3 van NEN 5096
- Hang-en sluitwerk: certificering volgens BRL 3104 (SKG-sterren)
Een deel van de deuren dient van ventilatieroosters te worden voorzien. Voor de traforuimtes worden zogenaamde trafodeuren toegepast.