Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Binnen een tunnel zijn er gevaren zoals verkeersongelukken al dan niet met voertuigen met gevaarlijke stoffen. De gevolgen kunnen veel groter zijn dan bij soortgelijke ongelukken in de open lucht. Naast de kans op beschadiging van voertuigen en gewonden of doden kan er ook schade ontstaan aan de installaties en elementen. De tunnels dienen voorzien te worden van installaties om de veiligheid te verhogen. Deze installaties zijn al dan niet buiten het zicht van de weggebruiker aangebracht.

Conform de Richtlijn 2004/54/EG [119] vereist tunnelveiligheid een aantal maatregelen, onder meer met betrekking tot:

  • Geometrische vorm;
  • Ontwerp van de tunnel;
  • Beveiligingsapparatuur;
  • Informatie voor gebruikers;
  • Gedrag in tunnels;
  • Betere communicatie tussen de verantwoordelijke autoriteiten en alarmdiensten zoals politie, brandweer en reddingsteams.

Een tunnel vereist een andere benadering dan een bovengrondse constructie. De meest belangrijke invloeden op de veiligheidsaspecten zijn:

  • Brand- en explosiegevaar:
    De politie en het leger worden bijvoorbeeld bij tunnels ingezet na een ongeval of kans op een aanslag.
  • Aardbevingen:
    Volgens recente aardbevingen in Japan raken ondergrondse constructies amper beschadigd ten gevolge van zware aardbevingen.
  • Waarneming:
    Bijv. gevoel van onveiligheid ten gevolge van een donkere toerit.
  • Vandalisme en diefstal:
    Door relatief weinig toegangsmogelijkheden, in het geval van een tunnel, wordt de kans op vandalisme en diefstal verkleind.

Ernstige ongevallen in de Mont Blanc- en Tauerntunnel in 1999 en de Gotthardtunnel in 2001 zijn voor de EU aanleiding geweest tot het formuleren van minimale veiligheidseisen voor tunnels, behorend tot het trans-Europese netwerk (conform de Beschikking nr. 1692/96/eg [120]).

Deze eisen zijn opgenomen in de Richtlijn 2004/54/EG [119]. De richtlijn is vervolgens door alle lidstaten naar wet- en regelgeving per lidstaat uitgewerkt; zo ook in Nederland. Deze wet- en regelgeving, is sinds 1 mei 2006 van kracht. Er bestaan zodoende Nederlandse en Europese regels en richtlijnen wat betreft de veiligheid in tunnels.