Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Minimale gronddekking

Artikel nr. 682

Met betrekking tot de gronddekking op tunnels voorziet de ROK in twee afdekkingen:

  1. afdekking van een tunnel gelegen onder open water als beschermlaag
  2. afdekking van een landtunnel t.b.v. begroeiing en gebruik

Ad. 1.) Afdekking van een tunnel gelegen onder open water.

Tunnels gelegen onder open water dienen te zijn voorzien van een afdeklaag zodat een vallend anker of een vallende spudpaal afgeremd wordt voordat het anker of de spudpaal door het tunneldak ponst. De relevante ROK artikelen geven informatie over de te hanteren faalkansen, de aan te houden valsnelheid van het anker en scheeps tonnages. Wanneer de eigenschappen van het scheepvaartverkeer anders zijn dan in de ROK aangehouden is, dient het ontwerp van de afdeklaag daarop te worden aangepast. De dikte van de afdeklaag wordt slechts in uitzonderingsgevallen kleiner dan 1 m gekozen. Bij de dimensionering van de afdeklaag dient rekening te worden gehouden met de stroming in het water en met krachten uit scheepsbewegingen en stuwstraalstromen. Tevens dient de afdekking bestand te zijn tegen mogelijke toekomstige verzwaring van het scheepvaartverkeer (afstemming met vaarwegautoriteiten). De dikte van de afdeklaag bovenop de tunnel dient periodiek te worden gemonitord zodat het risico van een vallend anker voor de constructie voldoende gemitigeerd blijft. De afdeklaag mag niet worden meegenomen in de berekening van het verticaal evenwicht van de zinktunnel.

Ad. 2.) Afdekking van een landtunnel.

Bij landtunnels wordt een afdekking toegepast zodat het maaiveld kan worden ingericht nadat de tunnel gereed is. Bij het ontwerp dient met de belasting uit toekomstige voorzieningen op de tunnel rekening te worden gehouden (te denken valt aan OV voorzieningen, wegen, park etc.). Het plaatsen van leidingen in langsrichting op het tunneldak wordt afgeraden, zeker bij tunnels waar de afdeklaag onderdeel is van de benodigde belasting ter voorkoming van opdrijven van de tunnel. In geval van onderhoud en/of lekkage moet dan over grotere lengte de tunnel worden vrijgegraven waardoor het verticaal evenwicht mogelijk negatief wordt beïnvloed.