Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Grondvervormingen als gevolg van trillingen

Artikel nr. 151

Verticale vervormingen zijn vooral gerelateerd aan het in- of uit- trillen of heien van damwanden in zand. Voor het schatten van de hoeveelheid zakking als functie van de afstand tot de damwand zijn de trillingsintensiteit en de in-situ dichtheid van het zand de uitgangspunten. De (maaiveld-)zakking is een gevolg van het nazakken van de grond om het volumeverlies door verdichting te compenseren, zie figuur 151.1.

Meestal is de zone met verdichting bij intrillen van damwanden beperkt tot ongeveer 0,5 a 1 m vanaf de wand, maar in het geval van los zand kan deze zone significant verder reiken. De breedte waarover verzakkingen optreden is aanzienlijk breder dan waar verdichting optreedt, en wordt mede bepaald door het teenniveau ten opzichte van het maaiveld. De mate van verdichting wordt bepaald door de aanvangsdichtheid en de trilling amplitude. Welke eenheid voor de trilling amplitude gebruikt moet worden hangt af van het verdichtingsmodel dat men gebruikt. Sommige rekenmodellen gebruiken de versnelling amplitude als maat, anderen de snelheidsamplitude of de schuifrekamplitude (de laatste is overigens evenredig met de snelheidsamplitude).

Figuur 151.1 - Vertaling lokale verdichting naar maaiveldzakking

In [70] wordt ingegaan op methoden om deze zakkingen te voorspellen. Door Meijers en van Tol [160] is een uitgebreid model ontwikkeld om de zakkingen te voorspellen. Dit model is opgenomen in het programma D-sheetpiling.