Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Er zijn op dit moment nog geen voorspelmodellen waarin alle factoren zijn opgenomen die van invloed zijn op de trillingen van gebouwen, en waarbij dan ook nog de mogelijke spreiding hierin afdoende wordt afgedekt (zonder altijd ‘schade’ als antwoord te geven). De belangrijkste invloedsfactoren zijn:

  • Eigenschappen van de elementen: lengte, doorsnede, materiaal;
  • Wijze van inbrengen van de elementen: heien of trillen, slagkracht, frequentie en instelbaarheid van het blok, werkvolgorde;
  • Grondopbouw: gelaagdheid, weerstand, stijfheid;
  • Afstand tussen het werk en het gebouw;
  • Gebouwkenmerken: afmetingen, type constructie, type fundering, bouwkundige staat.

Aanbevolen wordt om gebruik te maken van eenvoudige voorspelmodellen voor trillingen in combinatie met (zelf te vergaren) gebiedservaring op basis van metingen in projecten. In voorspelmodellen wordt uitgegaan van een driedeling:

  1. Modellering van de bron.
  2. Modellering van de golfvoortplanting in de bodem.
  3. Modellering van de reactie van het gebouw.

De voordelen van deze modellering zijn vooral het snelle rekenen en de inzichtelijkheid van de modellering. Het belangrijkste nadeel is de volledige ontkoppeling van de onderdelen. Dit is fysisch vaak onjuist, omdat de interactie tussen de bron en de bodem en de bodem en het gebouw vaak erg belangrijk zijn.

In figuur 156.1 uit eurocode 3 NEN-EN 1993 [32] wordt een voorbeeld gegeven van trillingsniveaus als afstand tot de bron.

Figuur 156.1 - Trillingen als functie van de afstand tot het werk [32]

De bijbehorende formule is
Ppv = C √ W / r

Waarin:

PPV = de piek deeltjes snelheid in mm/s;
C = empirische parameter gerelateerd aan grondsoort en heihamer tussen 0,5 en 1,0;
W = energie van de heihamer per slag in J/klap of de vibrator per cyclus in J/cyclus;
r = afstand tot de bron van de trilling in m.

Daarnaast wordt een ervaringsgrafiek (zie figuur 156.2) gepresenteerd met een indicatie van trillingen voor een aantal soorten equipement als functie van de afstand. Het trillingsniveau op een zekere afstand wordt bepaald door de sterkte van de trillingsbron.

Figuur 156.2 - Indicatie van door materieel veroorzaakte trillingen [32]

Met het in CUR 166 [7] beschreven rekenmodel kan snel een indicatie van de bovengrens van de te verwachten trillingen in een gebouw worden verkregen. Hiervoor kan ook het programma VP damwand (via BRIS.nl) worden gebruikt. Daarnaast is er in DelftCluster verband een rekenmodel ontwikkeld voor het voorspellen van trillingen. Dit model is op een aantal cases gevalideerd. Het theoretische model is echter nog niet omgezet naar een werkend rekenpakket. Op basis van eerdere metingen bij soortgelijke projecten (in combinatie met gebiedservaring) kan ook een goede verwachte waarde van de trillingen worden bepaald.

Gebiedservaring kan worden verkregen door bij verschillende projecten metingen uit te voeren. Extra kennis kan worden opgedaan door naast de project meetvereisten (meestal de bewaking van de trillingen in een gebouw) ook de trilling in de bodem als functie van de afstand tot de trillingsbron te meten. Dit kan door aanvullend sensoren op bijvoorbeeld 5, 10, 20 en 40 m van de trillingsbron op het maaiveld te plaatsen. Vaak is het ook nuttig om de overdrachtsfunctie van de grond naar gebouwen vast te stellen door een sensor op de fundering en direct voor de fundering op het maaiveld te plaatsen. Bij kleine tot middelgrote gebouwen (woonhuizen) is de demping van grond naar gebouw in de meeste gevallen te verwaarlozen.

Indien geen directe gebiedservaring voor handen is, kan gebruik worden gemaakt van de DeltaBrain website [76] voor bouwtrillingen. DeltaBrain Bouwtrillingen maakt gebruik van referentieprojecten en een voorspellingsmodel.