Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Ongewapende onderwater betonvloer

Artikel nr. 226

Voor de berekening van ongewapende onderwaterbetonvloeren wordt verwezen naar CUR-Aanbeveling 77 uit 2014 [4].

Opgemerkt wordt dat de Bouwdienst van RWS twijfels had met betrekking tot enkele artikelen uit de eerdere versie van deze aanbeveling uit 2001. Het belangrijkste kritiekpunt kwam er op neer, dat het niet zonder meer juist was om ook relatief slappe trekelementen (b.v. Gewi-ankers) als starre steunpunten te schematiseren. Met name bij ondiepe bouwputten met slappe trekelementen heeft deze stijfheid veel invloed. In dat geval is de waterdruk namelijk veelal net te groot om de vloer ongescheurd te houden, én de stempeldruk te klein om de gescheurde vloer toch te kunnen laten voldoen. Om deze en enkele andere redenen is in de ROK 1.2 een aantal aanvullende bepalingen opgenomen.

Met het verschijnen van de nieuwe CUR 77 is echter een groot deel van deze aanvullende bepalingen geadresseerd en daarmee overbodig geworden. Wel signaleert de Rijkswaterstaat een nieuw probleem in de nieuwe CUR77, namelijk dat de specifieke controle op waterdichtheid in de vorm van BGT-toetsen voor de korte richting, zijn komen te vervallen. Zolang de onderwaterbetonvloer slechts een tijdelijke functie heeft, is een lekkende onderwaterbetonvloer een uitvoeringsprobleem. Het niet meer toetsen op waterdichtheid mag echter niet als consequentie hebben dat het gevaar groter wordt dat de onderwaterbetonvloer extra scheurt bij het storten van de constructievloer. Hiermee heeft RWS negatieve ervaringen. Extra lekkages in de onderwaterbetonvloer werken namelijk zeer negatief in op de kwaliteit van de constructievloer.

Omdat, zoals genoemd, in CUR-Aanbeveling 77 uit 2014 een aantal van de eerdere kritiekpunten is geadresseerd, is het aannemelijk dat de ROK zal worden aangepast. Aanvullende eisen op CUR77 uit 2014, die mogelijk in de nieuw uit te brengen ROK zullen worden opgenomen zijn:

  • De toepassing en van gladde betonnen of gladde stalen palen is niet toegestaan (aanvullend op art. 10.21. CUR Aanbeveling 77 2014).

  • Mogelijk een aanvullende toets op waterdichtheid tijdens het storten van de constructievloer.