Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Bouwtoleranties

Artikel nr. 569

De maatvoering verloopt in stappen. Vóór aanvang van het werk wordt de hoofdmaatvoering uitgezet. Vervolgens wordt de detailmaatvoering van de geleidewanden uitgezet. Na plaatsing worden deze ter controle ingemeten. Bij akkoord wordt de detailmaatvoering van het graafwerk uitgezet. Na gereedkomen van de sleuf volgt de detailmaatvoering voor het afhangen van de damwand. Na afhangen wordt de hoogte gecontroleerd. Na verharden volgt een as-built meting.

De diepwandgrijper kan worden voorzien van een hellingmeter met datalogger. Als de grijper met datalogger weer uit de sleuf komt, worden de gegevens op het scherm van de machinist getoond. De graafmachine is ook uitgerust met een dieptemeter. Daarnaast wordt de dieptemeting gecontroleerd met een peillood.

Uitgangspunten voor toleranties zijn vermeld in de NEN-EN-1538 [5]. Ter illustratie worden onderstaand enkele regelmatig gehanteerde waarden voor bouwtoleranties vermeld:

  • positie geleidewand horizontaal (x,y): +/-10 mm;
  • positie cement-bentoniet wand (x,y);
  • maximaal richting de bouwkuip: 25 mm;
  • maximaal richting de grondzijde: 50 mm;
  • hoogte geleidewand: +/-20 mm;
  • hoogte bovenkant damwandplank: +/-100 mm;
  • verticaliteit damwandprofiel: 1,0%.

Indien er stekkenbakken of koppelingen in de wapeningskorf worden opgenomen om na ontgraving een vloer aan te kunnen sluiten, dient er rekening te worden gehouden met een verticale tolerantie. De grootte van deze verticale tolerantie is afhankelijk van de nauwkeurigheid waarmee de korf in de sleuf kan worden gepositioneerd en de verwachte zakking van de geleidewanden. Een tolerantie op de koppelingen van +70/-70 mm is een redelijk gebruikelijke waarde in een diepwandontwerp. Bij dekken en vloeren van circa 1 m dik heeft deze tolerantie grote invloed op de hefboomsarm die in rekening kan worden gebracht. Bij de spoortunnel in Delft is de tolerantie op de koppelingen in het ontwerp daarom terug gebracht tot +40/-40 mm. In de meeste gevallen werd na de uitvoering geen grotere afwijking geconstateerd.