Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Ontwerp en uitvoering

Artikel nr. 223

Diepwanden worden vaak toegepast bij de bouw van tunnels. De diepwand heeft verschillende voordelen. De wand wordt trillingsarm aangebracht en kan zonder een grote invloed op de omgeving uit te oefenen op een zeer korte afstand tot de belendingen worden geplaatst. Bovendien kan de wand tot een grote diepte, en eventueel door harde bodemlagen of kleine obstakels, aangebracht worden.

Ook kan de wand als definitieve constructie fungeren en is het mogelijk een relatief groot verticaal draagvermogen te mobiliseren. Hierdoor kan de diepwand tevens als funderingselement dienst doen voor een boven de tunnel te plaatsen constructie. Een voorbeeld daarvan is de Spoortunnel te Delft met het bovengelegen stadskantoor.

Als nadelen kunnen worden genoemd dat een grote werkruimte nodig is voor een bentoniet installatie en scheidingscentrifuge en de uitkomende grond moet worden afgevoerd.

Tot voor enkele jaren werd de toepassing van diepwanden beschouwd als een beproefde techniek met een laag risico. Ervaringen met enkele projecten hebben dit beeld genuanceerd. Bij diepwanden kunnen lekkages optreden die in zandige grond grote gevolgen kunnen hebben. Door de lekkages kan zand worden meegevoerd en uiteindelijk kan dit leiden tot verzakkingen.

In dit kader is door CUR Bouw&Infra en het Centrum Ondergronds bouwen (COB) het handboek Diepwanden (CUR 231) [11] uitgebracht. In dit handboek worden zowel het ontwerp als de uitvoering uitgebreid beschreven. Als de aanbevelingen uit dit handboek voor ontwerp en uitvoering worden gevolgd en de uitvoering bovendien zorgvuldig geschiedt, zijn de risico’s beheersbaar. Minimum eisen voor de uitvoering van diepwanden zijn geformuleerd in NEN-EN 1538:2010 [35].

Voor de toets op de constructieve sterkte van de diepwand moet de norm NEN-EN 1992 [31] betreffende het ontwerp en de berekening van betonconstructies worden gehanteerd. In aanvulling op deze norm dient  CUR-aanbeveling 76, Rekenregels voor diepwanden [3] te worden gehanteerd. Deze CUR aanbeveling omvat een toelichting op de interpretatie van bepalingen in de NEN-EN 1992 [31] ten behoeve van het ontwerp van diepwanden die hierop een aanvulling vormen.

Om aan esthetische eisen te voldoen wordt soms een voorzetwand geplaatst. In veel gevallen, bijvoorbeeld bij de stations van de Haagse Tramtunnel, zijn de ruw gelaten diepwanden nog te zien.