Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Stabiliteit hoog gelegen aansluitconstructie

Artikel nr. 236

Het evenwicht van de aansluiting van de folieconstructie aan andere onderdelen van het kunstwerk, zoals aan een betonnen bakconstructie van de tunnel, dient te worden gecontroleerd. Het is kwalitatief de beste oplossing om deze aansluit constructie in den droge aan te brengen. Dit kan door een bouwput met onderwaterbeton, of beperkte bemaling toe te passen.

Vanuit economische overwegingen kan het aantrekkelijk zijn de constructie zo hoog mogelijk aan te leggen. Bij toepassing van een dergelijk hoog gelegen aansluitconstructie dient specifieke aandacht uit te gaan naar zowel het verticale als het horizontale evenwicht.

Het verticale evenwicht kan bepaald worden volgens de eerder in het voorgaande artikel vermelde formules. Voor het horizontale evenwicht moet de passieve druk van de grond aan de polderzijde evenwicht maken met het horizontale verschil in waterdruk dat volgt uit de buitenwaterstand en het polderpeil. Het horizontale evenwicht is bepalend voor de maximale hoogte van de aansluitconstructie.

De minimale diepte van het aansluitpunt onder de buitenwaterstand is als volgt te berekenen:

Hierin is m =1,35.

Figuur 236.1 - Waterdrukverschillen tegen de folie