Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

De kracht in de folie is te berekenen met de ketelformule:

 

 

In de praktijk worden vooral PVC-P folie en PE- folie (met name LLDPE) toegepast (zie paragraaf 3.1.2.6).

 

De ROK schrijft voor dat de folie, voor folieconstructies die in den natte worden uitgevoerd, moet worden samengesteld uit niet-gelamineerde PVC-P met een dikte van minimaal 1,0 mm. Folie voor folieconstructies uitgevoerd in den droge dienen te worden samengesteld uit LLDPE met een minimale dikte van 1,5 mm. Folies van deze dikte heeft een grote robuustheid tegen beschadigingen tijdens de uitvoerings- en beheersfase.