Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Functie

Het ballastbed heeft meerdere functies:

  • De functie van dragen. Wanneer er een trein over het spoor rijdt zijn er verticale en horizontale krachten over te brengen. Oorzaken van de horizontale krachten op het ballastbed zijn:
    • Rem- en aanzetkrachten in langsrichting;
    • Centrifugaal en stootkrachten in dwarsrichting.
  • Daarnaast zijn er in het (langgelaste) spoor altijd spanningen aanwezig ten gevolge van temperatuur en eventuele walsspanningen. Doorgaans hebben dergelijke langskrachten geen of nagenoeg geen effect op de tunnel c.q. fundering hiervan.
  • Het tegengaan van stoten en de trillingen dempen. Dit geldt niet alleen voor de trillingen die we kunnen voelen, maar ook voor de trillingen die wij waarnemen als geluid.
  • Vloeistofberging/beperking plasgrootte bij calamiteiten met tankwagens/ketelwagens.
  • Een stabiliserende functie ( dwarsrichting) om eventuele knikverschijnselen in het spoor te voorkomen in geval van grote drukkrachten in de spoorstaven.
  • De mogelijkheid op relatief eenvoudige wijze correctieve maatregelen te treffen bij zettingen van de constructie.
  • Drainerende werking: Wanneer er een stortbui valt of als gevolg van een calamiteit schadelijke vloeistoffen uit een tankwagon stromen, is het belangrijk dat de vloeistof snel wordt afgevoerd. Een ballastbed heeft een zeer open structuur waardoor er veel vloeistof in het ballastbed kan blijven.
  • De geluid dempende functie.

Toepassingen

Op kunstwerken, brugdekken, tunnelvloeren e.d., wordt bij voorkeur altijd spoor in ballast toegepast. Aan de zijkanten wordt het ballast opgesloten door betonnen wanden die als ontsporingsgeleiding dienen en tevens ook vaak de wand vormen van een daarachter gelegen kabels- en leidingengoot. De spoorgeleidingswanden in een spoortunnel moeten altijd 1600 mm uit hart spoor gelegen zijn ( conform OVS00201 [24] Spoortunnels>250 m en de OVS00026 [20] Profiel van vrije ruimte). De achtergrond hiervan is dat bij een ontsporing in de tunnel hierdoor de aspot van de trein tegen de geleiding komt waardoor de wielen niet naast de dwarsdragers komen. Hierdoor zakt het wiel niet in de ballast waardoor de cabine niet in aanraking komt met de tunnelwand. Dit ter bescherming van reizigers in de trein. De geleide wanden dienen 350 mm boven bovenkant spoorstaaf (BS) te liggen (OVS00026 [20] Profiel van vrije ruimte).

De spoorstaven worden op houten of betonnen dwarsliggers bevestigd. Bij nieuwbouw worden voornamelijk betonnen dwarsliggers toegepast. De dwarsliggers zijn ingebed in de ballast, waarbij bovenkant ballastbed ongeveer gelijk is met bovenkant dwarsligger.

Detailontwerp

In OVS00056-5.1 [125] is alles te vinden waar ballastspoor aan dient te voldoen.

Op kunstwerken worden altijd ballastmatten geplaatst (conform ProRail specificatie SPC00061) alvorens de ballast aangebracht wordt. De dikte van de ballastmatten is 20-30 mm, afhankelijk van het type mat en leverancier. De primaire functie van een ballastmat is het optimaliseren van de elasticiteit van het spoor.

Om te voorkomen dat ter plaatse van voegovergangen ballastmateriaal in de voegen gaat zitten, waardoor de kans bestaat dat de voegen verstopt raken worden de voegen afgedekt met een RVS plaat die aan één zijde van de voeg aan de vloer bevestigd wordt, zie ook Voegafdichting onder spoor in ballast.