Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Functie:

  • Verzorgen van waterafvoer bij eventuele lekkage ter voorkoming van schade aan het wegdek.
  • Mogelijkheid tot inspectie doordat het water via deze goot gecontroleerd wordt afgevoerd.

Detailontwerp

Eventueel lekwater, dat van buitenaf langs het rubbermetalen voegprofiel danwel tussen constructiebeton en verhardingsconstructie in de voeg komt, kan via een gecreëerd gootje tussen asfalt en constructiebeton en een gat ø 40 mm, naar de riolering of het middentunnelkanaal worden afgevoerd.

Boven de goot wordt een voegprofiel aangebracht. Om beschadiging van het voegprofiel bij het asfalteren te voorkomen wordt het afgedekt met carifalt. Om aanhechting van het carifalt aan het voegprofiel te voorkomen wordt eerst een laagje zand op het voegprofiel aangebracht.

In de ingezaagde asfaltvoeg wordt poly­urethaan­koord aan­gebracht. Het resterende gedeelte van de sponning wordt voorbehandeld met hechtprimer carifalt CP en gevuld met cari­falt JS.

Motivering

Geen.

Conservering

Niet van toepassing.

Juiste figuur?

figuur 248.1 Detailontwerp voegovergang constructiebeton – asfalt