Voor het principe wordt verwezen naar de eerder behandelde vloer rijbaan (zie Vloer rijbaan). De buitenzijde van de voeg en het centrale deel kunnen vrijwel identiek worden uitgevoerd. De binnenzijde van de voeg kan eenvoudiger worden uitgevoerd, met uitsluitend een ACME profiel, als aangegeven in figuur 255.1. Toepassing van dit profiel is in deze situatie acceptabel omdat het profiel inspecteerbaar, en zo nodig vervangbaar is. Weglaten is echter geen optie omdat eventueel lekwater vanuit het dak naar de vloer moet worden geleid.
Omdat het centrale profiel in deze situatie in de verticale richting in plaats van in horizontale richting verloopt, behoeven de uiteinden niet te worden opgebogen, zoals in vloeren gebruikelijk is (zie Vloer rijbaan).
De gehele voeg tussen de beide moten wordt voorzien van alveolit of een polystyreenplaat, zie Vloer rijbaan.
Het profiel dat in de vloer wordt toegepast (met mogelijkheid voor injectie) dient in één stuk, dus zonder lassen, door te worden getrokken in de wand. Er wordt in één lijn niet van profieltype gewijzigd, omdat lassen tussen verschillende profielen lekkages tot gevolg kunnen hebben. Vanuit de wand wordt het profiel eveneens zonder las doorgetrokken in het dek, indien dit aanwezig is.
Indien een injecteerbaar voegprofiel is toegepast, dient er altijd geïnjecteerd te worden. Als dat achterwege zou worden gelaten, ontstaat er namelijk een lekweg die rondom de gehele tunnel loopt. Het wordt dan in geval van lekkage onmogelijk om de oorzaak op te sporen.
Het rubbermetalen profiel wordt in toeritwanden minimaal tot 1,0 m boven maaiveld doorgetrokken of, indien minder hoog, tot aan bovenkant wand. Een veel gemaakte fout is dat de de rubber- metalen voegstroken worden beëindigd boven de bekende hoogste grondwaterstand. Dit heeft in diverse gevallen al tot lekkage in de tunnel geleid, zie ook figuur 255.2. Ook hemelwater moet gekeerd worden. Indien injectie vereist is, wordt dit gedaan tot het hoogst gemeten grondwaterpeil.