Een dilatatievoeg in een middenwand heeft als doel doorgaande scheuren in een betonnen constructie zoveel mogelijk te voorkomen. Deze scheuren kunnen het gevolg zijn van trekspanningen in de constructie door onder andere ongelijke zettingen, krimp, kruip en temperatuurwisselingen. Hiertoe moet de voeg loodrecht op en evenwijdig aan het voegvlak flexibel zijn. Tegelijkertijd kan de voeg een afdichtende functie hebben, bijvoorbeeld bij een wand die een ophoging voor een fietspad keert.
Functies:
- Toestaan van geringe bewegingen loodrecht op en evenwijdig aan het voegvlak.
- Toestaan van geringe rotatie loodrecht op as tunnel.
- Voorkomen van grote spanningen in het beton.
- Eventueel grond keren.
- Eventueel luchtdicht zijn.
- Brand weren ter voorkoming doorslag brand tussen verschillende ruimten.
- Eventueel overdracht dwarskracht tussen naburige moten.
Detailontwerp
Zie figuur 254.1.
De gehele voeg tussen de beide moten wordt voorzien van alveolit of een polystyreenplaat, zie Vloer rijbaan. Bij een grondkerende binnenwand wordt de verbinding van het voegprofiel in de binnenwand met de vloer en/of het dek door middel van een fabrieksmatige las uitgevoerd. De betondekking op het rubberen dilatatieprofiel bedraagt 50 mm.
Tevens moet aan de binnen- of buitenzijde een hitte werende voorziening worden aangebracht.
* Opgemerkt wordt dat zich in de figuur slechts aan één zijde een sponning bevindt voor het voegprofiel. Indien aan beide zijden een sponning is voorzien heeft dit de voorkeur; dat geeft een beter houvast bij het inlijmen.
Motivering
Er wordt een voegvulling toegepast om ervoor te zorgen dat de moten apart kunnen uitzetten en krimpen.
Een voegvulling voorkomt het vervuilen van de voeg en verzorgt zo een relatief vrije beweging in de voeg. De polystyreenplaat wordt van de laagste sterkte genomen, omdat deze plaat de minste weerstand biedt tegen vervormingen in de voeg. Een voegbreedte van 20 mm is een ervaringsgetal dat voldoende vervormingsvrijheid biedt mits moten met een maximale lengte van 25 m worden toegepast.
Omdat er geen waterdruk en hooguit een beperkte gronddruk hoeft te worden gekeerd kan het gebruik van een rubbermetalen profiel achterwege blijven. Een tunnel kan echter ook een verhoogd fietspad bevatten. Als dat fietspad met zand is opgehoogd, zal de binnenwand wel een grondkerende functie hebben. Indien het verhoogde fietspad tevens doorloopt tot in de onoverdekte toerit, kan hemelwater in de zandophoging terechtkomen en is ook een (beperkte) waterscheidende functionaliteit vereist. De waterdrukken hierdoor blijven echter beperkt. Vandaar dat bij binnenwanden kan worden volstaan met een rubberen dilatatieprofiel (bv W2U).
Als het beton aan weerszijden van het dilatatievoegprofiel van bovenaf goed te verdichten is, kan injectie van de ruimte rond het profiel achterwege blijven. Dit is van toepassing bij een relatief dikke wand. Bij een dunne wand is de wapening rond het profiel vaak zeer geconcentreerd, waardoor verdichten moeilijk is. Zodoende is in dit geval de mogelijkheid om te kunnen injecteren wel zinvol.
Langs het rubberen profiel ontstaat theoretisch een lekweg. Zodoende is voor de wapening rond dit profiel dezelfde betondekking nodig als op de overige wapening, waarvoor een waarde van 50 mm kan worden gehanteerd.
Luchtdichtheid van de voeg is nodig als de vluchtbuis bij brand onder druk gezet wordt om te verhinderen dat er rookgassen in de vluchtgang komen.
Een hitte werende voorziening aan binnen- of buitenzijde voorkomt branddoorslag door de voeg. Zonder deze voorziening bestaat het risico op onderbreking van het kabeltracé, met als gevolg een groot verlies aan functionaliteit van de tunnel.