Een spoortunnel wordt altijd voorzien van een kabelgoot waardoor in langsrichting de voedings- en besturingskabels worden geleid. Dwarsverbindingen tussen buizen voor kabels worden of standaard ingestort in een bepaalde hart-op-hart-afstand of, indien de installaties vooraf bekend zijn, ingestort in de wanden.
Verder geldt:
- ITSO’s voor de bovenleiding worden aan de hand van het bovenleidingplan opgegeven. Indien dit plan nog niet bekend is, dient de afdeling spoorontwerp op te geven om de hoeveel meter een bovenleidingvoorziening ingestort moet worden.
- ITSO’s voor de bevestiging van ventilatoren worden bepaald aan de hand van het TTI-ontwerp.
- ITSO’s’ voor de beveiliging worden aangebracht conform het seinontwerp.
Probleem is vaak dat bij het opstellen van het contract deze ontwerpen nog niet gereed zijn. In dat geval moet met de verschillende disciplines worden overlegd of op voorhand in een bepaald patroon voorzieningen ingestort moeten worden of dat in een later stadium voorzieningen worden aangebracht door middel van boren en lijmen. Aandachtspunt daarbij is dat vanwege de aarding sommige onderdelen met de wapening verbonden moeten worden. De insteek conform tunnelvoorschrift OVS00201 [24] is om alles met elkaar door te koppelen, behalve bij een bovenleiding met 1500V AC die moet worden geïsoleerd van de wapening.
Bij een ondergronds station zijn de afbouw en de stationstechnische installaties complexer. Denk daarbij aan verlichting, roltrappen en liften, omroep- en informatievoorziening en dergelijke. Daarnaast zijn er in te storten mantelleidingen vanuit de technische ruimten.