Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Achtergronden speciale sluitvoegconstructies

Artikel nr. 355

Wanneer een tunnelelement in een tijdelijke bouwdok in het tracé of de toerit wordt gemaakt, kan voor de sluitvoeg gebruik worden gemaakt van een pneumatisch profiel (Margriettunnel en aquaduct Alphen) of van een onderwaterbeton wig met een damwandkuip (Zeeburgertunnel) rondom het tunnelelement

 

Voeg met pneumatisch profiel

Het bouwdok of de toerit wordt voorzien van een U-vormige kraag. De kraag wordt voorzien van een stalen omranding waaraan het pneumatisch profiel wordt bevestigd. Aan het tunnelelement wordt een gecontramalde stalen omranding ingestort waartegen het pneumatisch profiel later, in opgeblazen toestand, aandrukt.

 

Na het afzinken wordt het pneumatisch profiel opgeblazen waarna het bouwdok of de toerit wordt drooggezet. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de horizontale stabiliteit van het tunnelelement en de krachten die op de landhoofden aangrijpen. Na het leegpompen van het bouwdok of de toerit wordt een tweede dichting, het Omega-profiel, aangebracht.

 

In de montage (niet opgeblazen) toestand is het pneumatisch profiel inclusief de bevestiging circa 60 mm hoog. In opgeblazen toestand is het profiel 150 à 170 mm hoog. De ruimte tussen pneumatisch profiel en het tunnelelement is per zijde dus niet meer dan 90 à 110 mm. Specifieke aandacht moet worden besteed aan de geleiding van het tunnelelement om beschadiging van het pneumatisch profiel te voorkomen.

 

Het is te overwegen om beschadiging te voorkomen het profiel in een 60 mm diepe sponning in te bevestigen. Het is ook mogelijk om de zijkanten van het tunnelelement van een kraag te voorzien zodat de afstand tussen pneumatisch profiel en tunnelelement groter wordt. Een combinatie van beide maatregelen zou het mooiste zijn.

 

Wig met damwandkuip

Aan weerszijden van het tunnelelement worden damwandsloten bevestigd. De bovenzijde van het dak van het tunnelelement wordt voorzien van een sponning of opstort waartussen damwanden worden geplaatst voor de waterdichting van het bouwdok of toerit. De sponning wordt met gietasfalt gevuld om onderloopsheid te voorkomen.

 

De damwanden moeten zodanig worden geplaatst dat de randsloten precies aansluiten op de sloten, welke aan weerszijden van het tunnelelement zijn bevestigd, waarna de sloten aan elkaar worden gelast. Aan deze aan elkaar vastgelaste sloten worden damwanden geslagen en aangesloten aan het bouwdok of de toerit.

 

Op de bodem van de gevormde damwandkuip wordt een werkvloer aangebracht om het onderwaterbeton te kunnen storten. Na het afzinken van het tunnelelement wordt op de werkvloer het onderwaterbeton aangebracht. Het doel van deze wig is om te voorkomen dat het tunnelelement verplaatst wanneer het bouwdok of afrit weer wordt leeggepompt. Het onderwaterbeton naast het tunnelelement moet niet alleen de waterdichting van de bodem vormen, maar moet bovendien waterdicht aansluiten op het tunnelelement. Dit kan worden bereikt door het onderwaterbeton aan weerszijden van de tunnel tenminste even hoog als de wig te storten.

 

Het voegvlak van het tunnelelement wordt voorzien van een rubbermetalen voegstrook om later een normale dilatatievoeg te kunnen maken.