In hoofdstuk 11 van ROK [27] wordt verwezen naar NEN-EN 1998 [104]. In het algemeen zijn monoliete ondergrondse constructies, zoals tunnels, of onderdelen daarvan niet bijzonder aardbevingsgevoelig als:
- deze niet vrij kunnen bewegen ten opzichte van het omliggende grondmassief;
- liquefaction uitgesloten is. Verondersteld mag worden dat liquefaction in zand niet optreedt als de conusweerstand ten minste 6 MPa bedraagt. Naast de conusweerstand ook de korrelgrootte en korrelvorm een rol spelen.
Te allen tijde dient lokale kennis te worden vergaard.
In de ROK [27] is aangegeven voor welke delen van Nederland geen aardbevingsbelasting in beschouwing behoeft te worden genomen.