Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

De Lidstaten van de Europese Unie (EU) en Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) erkennen dat de Eurocodes in de hoedanigheid van verwijzingsdocumenten dienen als middel om aan te tonen dat gebouwen en civieltechnische werken voldoen aan de fundamentele eisen van de Richtlijn van de Raad 89/106/EEG [112], in het bijzonder aan de fundamentele eis nr. 1 – Mechanische weerstand en stabiliteit – en de fundamentele eis nr. 2 – Veiligheid in geval van brand.

In het geval van brand moet de constructieve weerstand voldoende zijn gedurende de voorgeschreven tijdsperiode.

In NEN-EN-1990 [102] en NEN-EN-1991 [103] zijn respectievelijk de grondslagen en de aan te houden belastingen vastgelegd, die de constructie tijdens brand moet kunnen dragen. Voor de rekenkundige bepalingsmethoden zijn er aparte normen per constructiemateriaal.

Voor beton-, staal-, staalbeton- en houtconstructies zijn dit respectievelijk de Eurocodes NEN-EN 1992-1-2 [31], NEN-EN 1993-1-2 [32], NEN-EN 1994-1-2 [113] en NEN-EN 1995-1-2 [113].

NEN-EN 1990+A1+A1/C2:2011/NB:2011 [102]

Brand wordt gezien als een buitengewone belastingcombinatie. Hierbij worden de belastingfactoren gelijkgesteld aan 1. De buitengewone belasting (bijv. aardbeving) is gelijk aan 0. De mechanische belasting wordt bepaald volgens NEN-EN 1990 [102] artikel 6.4.3.3, al dan niet bepaald aan de hand van een scenario-analyse. De constructieve weerstand van de tunnel dient voldoende te zijn gedurende de voorgeschreven tijdsperiode. De tunnel mag als verloren worden beschouwd.

In artikel 3.2.1.1 is ook sprake van de economische gevolgen en mag de tunnel niet als verloren worden beschouwd (bijvoorbeeld bij tunnels van Rijkswaterstaat en ProRail). In dit geval dient na de brand de tunnel de belastingen in de uiterste en bruikbaarheidsgrenstoestand kunnen blijven opnemen.

NEN-EN 1991-1-2+C1:2011/NB:2011 [103]

Bij het omsloten deel van een tunnel in of onder hoofdwegen, hoofdvaarwegen of spoorwegen moet conform §3.2.4 de tunnelbrandkromme (ook RWS-brandkromme genoemd) volgens figuur NB.1 worden toegepast. De duur van tunnelbrandkromme is 120 min. Voor alle andere tunnels dient conform §2.3 de standaardbrandkromme volgens §3.2.1 te worden gehanteerd met de tijdsduur zoals is aangegeven in het bouwbesluit.