Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Grondonderzoek

Artikel nr. 79

Het verdient aanbeveling om voor het uitvoeren van geotechnisch onderzoek een risicogestuurde aanpak te volgen. De onzekerheden in de ondergrond zijn doorgaans groot en de oorzaak van veel faalkosten.

In het kader van het programma Geo-Impuls is hiervoor een werkwijze ontwikkeld onder de naam Geotechnisch Risicomanagement (GeoRM), wat in feite een expliciete geotechnische verdieping is van het gangbare RISMAN-proces voor het risicomanagement in projecten. Met GeoRM worden de risico’s die gerelateerd zijn aan de ondergrond, op een transparante en expliciete manier onderdeel van projecten. Geotechnische risico’s kunnen zo tijdig en afdoende worden beheerst, wat resulteert in een efficiënt en succesvol project.

Door RWS is een Handreiking opgesteld, waarin de toepassing van GeoRM in iedere projectfase nader wordt toegelicht. Voor projecten van RWS is het gebruik van GeoRM verplicht.

Voor een nadere toelichting op Geo-impuls en GeoRM: zie www.geoimpuls.org


Groeiboek Grondonderzoek

Het groeiboek Grondonderzoek bevat alle best practices omtrent de aanpak van een risicogestuurd grondonderzoek: https://www.cob.nl/wat-doet-het-cob/groeiboek/aanpak-grondonderzoek/


Bij het opstellen van een concreet grondonderzoek moeten verder de volgende normen en richtlijnen worden voorgeschreven (in volgorde van prioriteit):

  • NEN 9997-1 Deel 1: Geotechnisch ontwerp van constructies – Algemene regels. [103]
  • NEN-EN 1997-2 Deel 2: Grondonderzoek en beproeving. [103]
  • CUR 247, Richtlijn risicogestuurd grondonderzoek. [105]
  • CUR 227, Leren van geotechnisch falen. [106]
  • CROW-publicatie 204 Betrouwbaarheid van zettingsprognoses. [106]
  • CUR Rapport 2003-7 Bepaling geotechnische parameters. [107]
  • CUR 2008-1 Van onzekerheid naar betrouwbaarheid. [107]
  • NEN-EN-ISO 22476-1: Geotechnisch onderzoek en beproeving – Veldproeven – Deel 1: Elektrische sondering met en zonder waterspanningsmeting. [108]
  • NEN 5118: Geotechniek – Bepaling van de een-dimensionale samendrukkingseigenschappen van de grond. [108]
  • BS 1377-2:1990: Methods for soils for civil engineering purposes. [109]

Het is noodzakelijk om in het grondonderzoek tevens de geohydrologische condities in kaart te brengen, omdat deze een sterk bepalende invloed hebben op de mogelijke risico’s tijdens de bouw- en gebruiksfase van de tunnel.

Een goed inzicht in geologische condities kan in veel gevallen sterk bijdragen aan een juiste opzet en interpretatie van het grondonderzoek.

Zwel bouwputbodem

Als een significatie zwel van de grondlagen beneden de ontgraven bouwputbodem wordt verwacht, is het zinvol ongedraineerde triaxiaalontlastproeven (TA-CU proeven) op ongeroerde grondmonsters uit te voeren. Dit zijn ongedraineerde proeven waarbij de axiale en radiale totaalspanningen worden verlaagd. Hieruit wordt niet alleen informatie gekregen over het zwelgedrag maar ook over de veranderingen in de waterspanningen in de ondergrond bij het ontgraven van de bouwput. Met name als een groutstempel is toegepast, is deze informatie nuttig. Voor achtergrondinformatie over TA-CU proeven wordt verwezen naar de rapportage van het in opdracht van het COB door Geodelft uitgevoerde onderzoek bij de Sophia Spoortunnel [83].

Voor het bepalen van de zwelbelasting is publicatie 661.14 van SBRCURnet [104] vigerend.