Op en vlak onder maaiveld zijn vaak voorzieningen als kabels en leidingen, alsook tramrails en wegverharding aanwezig, waarvan de vervormingen tijdens het ontwerp en de uitvoering beheerst dienen te worden. Voor kabels en leidingen zijn hiervoor door Attewell en Yeates [78] grenswaarden bepaald. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen taaie leidingen, brosse leidingen en kabels met ieder hun eigen vervormingscapaciteit (toelaatbare rek). In algemene zin stellen Attewell, Yeates en Selby [78] dat brosse leidingen 10 mm zakking moeten kunnen ondergaan, en taaie (ductiele) leidingen 50 mm. Voor kabels worden door Attewell en Yeates geen grenswaarden genoemd. Voor kabels, leidingen, tramrails, wegverhardingen, rioleringen et cetera dienen grenswaarden in overleg met de eigenaren/beheerders te worden bepaald.