Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Vóór aanvang van de werkzaamheden moet de bentonietcentrale zijn ingericht en een gronddepot zijn aangelegd om het bentoniet te laten uitharden alvorens te worden afgevoerd. Ook dienen eventuele leidingen te zijn verlegd. Tevens moet worden gezorgd voor bereikbaarheid van het terrein en de aanwezigheid van stroom en water. Vervolgens wordt de graaf- en servicekraan gemobiliseerd.

 

De realisatie van de cement-bentonietwand begint met het aanbrengen van de geleidewanden. Deze hebben als functie de geleiding van het graafwerktuig, stabiliteit van de bovenste meter grond en het referentievlak voor het uitzetten van maten. Door deze wanden te prefabriceren, kunnen ze na het inhangen van de damwandplanken worden hergebruikt. De geleidewanden worden in de sleuf geplaatst op een met zorg aangevuld en goed verdicht zandbed. Bij het realiseren van deze geleidewand sleuven worden hydraulische graafmachines, een dumper, een kieper en een shovel gebruikt.

 

Tussen de geleidewanden wordt de sleuf voor de wand gegraven, en tegelijkertijd gevuld met een bentonietsuspensie. Voor deze werkzaamheden is het volgende materieel benodigd: draadkraan, diepwandgrijper, valbeitel, silo’s, bentonietmengsysteem, opslag voor cement-bentonietsuspensie, leidingsysteem voor cement-bentoniet, shovel/vrachtwagen.

 

Het droge bentoniet en cement worden eerst in een silo opgeslagen en bij gebruik gemengd met water uit een watertank. Via een leidingsysteem wordt de suspensie naar de bevoorrading en vervolgens naar de sleuf toe gepompt. Het bentonietniveau mag tijdens het ontgraven niet zakken onder een vooraf vastgesteld peil. De grond kan met vloeistofdichte vrachtwagens worden afgevoerd naar het depot, waar het wordt ontwaterd. Door middel van bemonstering wordt vastgesteld of het materiaal geschikt is voor verwerking, bijvoorbeeld onder wegen.

 

De sleuf moet voldoende dik zijn (bijvoorbeeld 60 of 80 cm) om het damwandprofiel er zonder problemen in te kunnen hangen. Het bentoniet is nodig om de sleufstabiliteit te waarborgen tijdens het graven. Als de sleuf af is, wordt het damwandprofiel in de sleuf gehangen. Daarna wordt het bentoniet in de sleuf vervangen door cement-bentoniet. Ook komt het regelmatig voor dat in één keer een cement-bentonietmengsel wordt aangemaakt zodat de suspensie niet hoeft te worden uitgewisseld. Dit is voor dagproductie ook geen probleem.

 

Het cement-bentoniet werkt niet mee in de rekenkundige sterkte van de damwand. Tijdens het graven en de verharding van het cement-bentoniet (28 dagen) mogen er binnen een straal van bijvoorbeeld 25 m geen werkzaamheden plaatsvinden die trillingen veroorzaken zoals damwanden intrillen, verdichten van wegfundaties e.d.

 

Op de bouwplaats moet ruimte zijn voor het lossen en de opslag van de planken, evenals het uitvoeren van bewerkingen zoals het inmeten en aanbrengen van de lasnaden voor de pasplanken. Voordat de damwanden worden ingehangen, kunnen deze worden voorzien van bijvoorbeeld ankerstoelen, peilbuizen en inclinobuizen. De planken kunnen worden voorzien van gaten en vet in de sloten. Voor het inbrengen van de damwandplanken kan een draadkraan worden ingezet. Deze moet op een stabiele ondergrond staan. Elke damwandplank grijpt met zijn slot in de voorgaande plank. Voor het afhangen van de planken kunnen bijvoorbeeld Dywidag staven worden gebruikt, die door gaten steken die vooraf in de damwandplanken zijn gebrand.

 

Een hydraulische graafmachine uitgerust met een rippertand kan tijdens ontgraven van de kuip het cement-bentoniet van de damwand rippen. Als de tunnelconstructie gereed is en de grond aangevuld, worden de damwanden uit het verharde cement-bentoniet getrokken. Na reiniging (eventueel verwijderen van resten cement-bentoniet uit de sloten) is de plank geschikt voor hergebruik.