De CUR 77 – Rekenregels ongewapende betonvloeren [4] geeft de volgende richtlijnen voor aan te houden toleranties bij onderwaterbetonvloeren met een helling van minder dan 1:20:
- onderzijde onderwaterbeton: +/- 150 mm bij zand en +/-250 mm bij klei- en veengronden;
- bovenzijde onderwaterbeton: + 75 mm bij de hop-dobbermethode en + /-150 mm bij de contractormethode en ventielmethode.
De toleranties voor de onderzijde onderwaterbeton moeten ook in relatie worden gezien tot de in Ontgravingstoleranties gespecifieerde ontgravingstoleranties en toleranties van een eventueel aan te brengen grindlaag.
Rijkswaterstaat heeft in de Richtlijn Toleranties t.b.v. Betonconstructies uit juni 1997 [94] van de hoofdafdelingen Droge Infrastructuur en Projectuitvoering en Diensten ook toleranties vastgelegd voor onderwaterbeton.
Van groot belang voor de nauwkeurigheid van de hoogteligging is de continuïteit van de betonaanvoer. Wisselende snelheden en onderbrekingen in betonaanvoer kunnen leiden tot hobbels in de onderwaterbetonvloer t.g.v. ophoping of wegzakken van de betonspecie bij het stortfront.
Bij het leegpompen van de bouwkuip komt de onderwaterbetonvloer iets omhoog door de resulterende opwaartse waterdruk. Ter controle van de ontwerpstijfheden van het systeem bestaande uit onderwaterbeton met trekpalen en kuipwand kunnen er metingen worden uitgevoerd. Dit kan worden gerealiseerd door meetpunten aan te brengen en deze tijdens leegpompen van de kuip in te meten. Tijdsafhankelijke vervormingen kunnen worden geverifieerd door bijvoorbeeld zeven dagen na het droogvallen van de kuip nog eens te meten.