Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Zone voor installaties en bebording

Artikel nr. 29

Ten aanzien van de zone voor tunnelinrichting komen achtereenvolgens aan de orde:

  • informatiedragers;
  • elektronische installaties.

Informatiedra­gers

Tussen de bo­ven­kant van het pro­fiel van vrije ruimte en de on­der­kant van het dak van de tun­nel kunnen zich informatiedragers bevinden. Daarvan bestaan verschillende typen, een en ander afhan­ke­lijk van de lengte van de onder­door­gang. Zichtlengte speelt een belangrijke rol. Het is te adviseren om aan de informatie­dragers in tunnels extra eisen te stellen ten aanzien van robuustheid en bevestiging. Een mogelijke oplossing is om kwets­bare delen in het plafond op te nemen.

Voor tunnels bestaan spe­ciale matrixborden. Toepassing van verkeersborden in tun­nels moet zoveel mogelijk worden vermeden.

Technische instal­laties

De plaats van de diverse onderdelen van de technische installatie moet in onderlinge samenhang worden ge­zien. Toepassing van rijstrooksignalering, ver­keersob­servatie en perma­nente beman­ning hebben ge­leid tot het uit­groeien van verkeersobservatie naar een verkeersbewaking.

Ten behoeve van de Tunneltechnische installaties is veelal tenminste 0,30 m nodig bovenop het profiel van vrije ruimte (PVR). De ventilatoren moeten in dat geval al worden geplaatst in aparte lokale verhogingen, aangezien de diameter daarvan meestal circa 0,80 m tot 1,30 m bedraagt. Verhogingen in het tunnel dak ten behoeve van ventilatoren moeten in langsrichting onder circa 10 graden vloeiend verlopen, i.v.m. geleiding van de luchtstroom en het voorkomen van turbulentie stromingen.