Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Lekkages en ontgrondingen

Artikel nr. 139

Zie ook [10] bijlage 2, code O1.7.

Via de wand

Een bouwputwand heeft in de Nederlandse situatie meestal zowel een grond- als een waterkerende functie. Door het niet goed op elkaar aansluiten of overlappen van de elementen van een kerende wand, kan er lekkage ontstaan. Ook de aansluiting tussen de wandelementen en de vloer kan aanleiding geven tot lekkage.

Door lekkage kan meer water de put instromen dan voorzien en kan bovendien een (extra) grondwaterstandverlaging buiten de bouwput optreden (zie figuur 139.1). Lekkage door een wand kan leiden tot hogere waterspanningen in de passieve zone, waardoor de wand verplaatst. Daarnaast zijn stalen damwanden gevoelig voor corrosie. In extreme gevallen kunnen hierdoor in de gebruiksfase gaten in de wand ontstaan, wat tot grondwaterstandsdaling in de omgeving kan leiden.

Als het gat in de kerende wand én het waterdrukverschil groot genoeg zijn, kan dit (naast lekkage) ook leiden tot ontgronding, waarbij zandvoerende lekken ontstaan. Dit kan leiden tot gaten achter de wand en, indien aanwezig, tot zakking van wegen, ondergrondse infra, belendingen etc. Ontgronding treedt in sommige gevallen al direct in ernstige mate op en de gevolgen kunnen na korte tijd desastreus zijn voor achter de wand gelegen belendingen. Anderzijds kan het kan soms ook lang duren voordat ontgrondingsschade zichtbaar wordt, doch dit mag nooit een reden zijn om ingrijpen bij zandmeevoerende lekkages uit te stellen.

Risico op lekkage en ontgronding kan een rol spelen bij alle typen wand. Bij damwanden zijn de heisloten een kritiek punt, bij diepwanden de voegen en bij palenwanden de overlap tussen primaire en secundaire palen.

Het is met de huidige monitoringtechnieken bijna niet mogelijk om gaten in de wand tijdig te signaleren. Door monitoring van de grondwaterstand bij verdachte plekken kan, in combinatie met geboortebewijzen (QC uitvoeringsparameters) van de wand, misschien een lek worden opgespoord. Elektrische en geo-elektrische technieken kunnen in sommige gevallen uitkomst bieden. Veelal wordt teruggevallen op visuele inspectie tijdens ontgraven, waarbij een injectiemachine stand by staat om bij te springen bij een lek in de wand.

Opgemerkt wordt dat dit risico kan ook bij een definitieve constructie een rol kan spelen, als bijvoorbeeld een voeg in de tijd lek raakt of ernstige corrosieschade aan damwanden ontstaat.

Figuur 139.1 - Grondwaterdaling door lekkage bouwkuipwand

Via de vloer

Lekkage en/of ontgronding door het opbarsten van de bouwput of opdrijven van de vloer kan zowel bij tijdelijke constructies als bij definitieve constructies een rol spelen.

Bij gebruik van een van nature aanwezige waterremmende laag als afsluiting van de bouwputbodem kan een spanningsbemaling nodig zijn om opbarsten van deze laag te voorkomen. Dit is noodzakelijk in de gevallen waar het gewicht van de lagen vanaf het ontgravingsniveau tot aan de onderkant van de waterremmende laag onvoldoende weerstand kan bieden aan de heersende opwaartse waterdruk. Indien deze spanningsbemaling door welke reden dan ook uitvalt of niet optimaal functioneert, leidt dit tot een verhoging van de opwaartse waterdruk, die opbarsten van de bouwputbodem tot gevolg kan hebben.

Bij de bouw van de kelder van het Naviduct (bij Enkhuizen) bleek de voor de kelder benodigde lokaal diepere ligging in één dimensionale zin het verticale evenwicht van de laag Eemklei tijdens de bouwfase te verstoren. Berekeningen m.b.v. Plaxis gaven aan dat via boogvorming de totale stabiliteit toch zou voldoen. De rekken c.q. vervormingen van de kleilaag waren lokaal echter significant. Deze kleilaag is de afsluitende bodem van het gehele kunstwerk. De conclusie was dat, ondanks het aanwezig zijn van ruimtelijk verticaal evenwicht, door de optredende rekvervormingen in de kleilaag deze qua waterkerende functie mogelijk onaanvaardbaar aangetast zou kunnen worden. De bouw van de kelder is toen na gunning alsnog niet doorgegaan. Er werd gekozen voor het alternatief met ondiepere grote betonnen rioleringsbuizen.

Bij een gesloten bakconstructie moet de vloer met het eigen gewicht van de constructie en eventuele trekelementen ervoor zorgen dat de heersende waterdruk tegen de onderkant van de vloer opneembaar is. Als deze componenten onvoldoende weerstand kunnen bieden tegen deze opwaartse waterdruk, zal dit leiden tot opdrijven van de vloer. De vloer verliest daardoor mogelijk zijn waterdichte functie. Als de bouwputbodem opbarst of ernstig lekt, kan dit leiden tot de onder O1.8 vermelde gevolgen.

De trekelementen dienen voldoende levensduur te hebben; zie casus Vlaketunnel. Ofwel welke mate van corrosiebescherming is noodzakelijk voor de trekelementen? Altijd dubbele corrosiebescherming noodzakelijk voor systemen welke een lange levensduur dienen te hebben.

Voor bouwkuipen in polders, waarbij het maaiveld aanmerkelijk lager ligt dan de stijghoogte in de watervoerende pakketten, direct onder de waterremmende lagen, is er het gevaar van opbarsten.

Het gevolg van doorbreken/opbarsten van de bouwkuipbodem kan eenvoudig voorkomen worden door de bovenkant van de damwand minimaal net zo hoog te zetten als de stijghoogte. Zo kan men bij een twijfelgeval (wel/geen onderwaterbetonvloer nodig) veelal bij kleinere bouwkuipen, een ‘beheerst risico’ nemen.