Ten aanzien van het verticaal alignement komen achtereenvolgens aan de orde:
- het hoogteverschil;
- de zichtafstand;
- de rechtstand;
- de bolle boog;
- de holle boog.
Hoogteverschil
Het hoogteverschil heeft de grootste invloed op het snelheidsverval van vrachtauto’s. Bij brede vaarroutes kan worden overwogen een min of meer horizontaal gedeelte in het dieper gelegen deel van de tunnel aan te brengen, waardoor het hoogteverschil afneemt.
Zichtafstand
Bij verticale bogen zijn de volgende aspecten bepalend voor de zichtafstand:
- objecten bij holle boog;
- weg verdwijnt achter bolle boog.
De zichtafstand wordt bepaald door de ooghoogte van de bestuurder en de positie van het waar te nemen object.
Rechtstand
Bij grote hoogteverschillen wordt tussen een holle en een bolle boog een rechtstand aangebracht. Het toepassen van een rechtstand is mede afhankelijk van het hellingspercentage.
Bolle boog
Bij bolle bogen zal de benodigde zichtafstand bepalend zijn. De minimale boogstraal volgt uit de volgende formule:
waarin:
Rbol minimaal = minimale boogstraal (m)
LZ = maatgevende zichtafstand (m)
ho = ooghoogte bestuurder (m)
hh = hoogte waar te nemen object (m)
Voor minimale boogstralen van de bolle boog: zie tabel 20.1. Voor de ooghoogte is hier meestal 1,10 m (bestuurder personenauto) bepalend.
vo (km/h) |
zichtafstand (m) |
Rbol minimaal (m) op grond van zicht opwegverloop in continue situatie |
100 80 60 |
161 105 64 |
5800 2450 900 |
Holle boog
Bij holle bogen zal de duidelijkheid van het wegbeeld meestal bepalend zijn. In mindere mate speelt het rijcomfort een rol. Voor de minimale boogstralen van de holle boog, zie tabel 20.2. Voor de ooghoogte is hier juist 2,50 m (bestuurder vrachtauto) bepalend.
vo (km/h) |
Rhol minimaal (m) op grond van comfort |
Rhol minimaal (m) op grond van duidelijkheid wegbeeld |
100 80 60 |
1500 1000 550 |
20000 14000 8000 |
Onder duidelijkheid van het wegbeeld wordt verstaan:
- vermijden van indruk van tegenbogen of knikken;
- voldoende zicht op belijning en informatiedragers.
De afmeting van de holle boog in tunnels dient zodanig te zijn dat voldoende zicht op eventueel aanwezige informatiedragers is gegarandeerd. In het algemeen zijn waarden uit tabel 20.2 maatgevend.